ECLI:NL:RBZWB:2022:5867

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4179 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot sluiting van woning wegens overtreding van de Opiumwet

Op 10 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg. Dit besluit betrof de sluiting van zijn woning voor een periode van één maand, naar aanleiding van de ontdekking van een hennepkwekerij met 299 hennepplanten. Verzoeker, die de woning huurt van een woningbouwvereniging, voerde aan dat er geen bewijs was dat er vanuit de woning in softdrugs werd gehandeld en dat de sluiting onevenredige gevolgen voor hem zou hebben, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en psychische klachten. Tijdens de zitting op 26 september 2022 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door een andere gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker en de burgemeester afgewogen en geconcludeerd dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er sprake was van een ernstig geval, maar dat de sluiting mogelijk onevenredige gevolgen voor verzoeker met zich meebracht. De voorzieningenrechter heeft daarom het bestreden besluit geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, en de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4179 OPIUMW VV

uitspraak van 10 oktober 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. R.A.H. van Huijgevoort,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder,

gemachtigde: mr. M. Voogt.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam woningbouwvereniging], te [vestigingsplaats woningbouwvereniging] .

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het aan [naam woningbouwvereniging] gerichte besluit van 15 augustus 2022 van de burgemeester (bestreden besluit) tot sluiting van de woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] (de woning) voor een periode van een maand. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 26 september 2022. Verzoeker is verschenen, vergezeld van [naam betrokkene] en bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] . Derde partij is niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Verzoeker is bewoner van de woning, die hij huurt van [naam woningbouwvereniging] . Het betreft een maisonnettewoning met op de eerste etage 3 slaapkamers.
Uit de bestuurlijke rapportage van 4 juli 2022 blijkt dat naar aanleiding van twee Meld Misdaad Anoniemmeldingen over de woning een onderzoek is ingesteld vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op 31 mei 2022 is de politie de woning binnengetreden en heeft op de eerste verdieping een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 299 hennepplanten, verdeeld over twee slaapkamers (de kweekruimten). Ook in de hal op de eerste etage en in de badkamer zijn materialen aangetroffen die gebruikt zijn voor de hennepkwekerij. In de kweekruimten werd gebruik gemaakt van een thermostaat, gereguleerd licht en een aan- en afzuiginstallatie. De politie trof omstandigheden aan die duiden op eerdere oogsten. Naast de hennepplanten van 2 à 3 weken oud in de kweekruimten zijn toppen gedroogde hennep op de assimilatielampen, droognetten met hennepafval en meerdere gebruikte jerrycans met groeimiddel aangetroffen. De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen en de netbeheerder heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit.
Op 5 juli 2022 heeft de burgemeester aan [naam woningbouwvereniging] het voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van één maand te sluiten. Verzoeker is op dezelfde datum in kennis gesteld van dit voornemen, onder vermelding dat de burgemeester voornemens is de woning voor drie maanden te sluiten. Verzoeker heeft daartegen een zienswijze kenbaar gemaakt.
De burgemeester heeft [naam woningbouwvereniging] bij bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning met bijbehorend erf te sluiten en gesloten te houden voor een periode van één maand met ingang van 6 september 2022. Een kopie van dit besluit is naar verzoeker gestuurd.
Verzoeker heeft daar bezwaar tegen gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Namens de burgemeester heeft gemachtigde M. Voogt per e-mail toegezegd dat de effectuering van het bestreden besluit wordt opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.
Standpunt verzoeker
Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak is voor sluiting van de woning, omdat het dossier geen bewijs bevat dat feitelijk vanuit de woning in softdrugs is gehandeld. Hij begrijpt daarnaast wel dat de hoeveelheid aangetroffen planten, conform de “Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet” (de beleidsregels; ook wel Damoclesbeleid genoemd) en de geldende jurisprudentie, door de burgemeester als softdrugs voor de verkoop worden beschouwd. Daarnaast is volgens verzoeker sprake van bijzondere persoonlijke omstandigheden die maken dat handelen overeenkomstig de beleidsregels leidt tot onevenredige gevolgen in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn standpunt stukken over zijn medische situatie en een verklaring van een vriendin overgelegd.
3.
Voorlopige voorziening
3.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
3.3
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
5.
Bevoegdheid van de burgemeester
Niet in geschil is dat in de woning 299 hennepplanten zijn aangetroffen. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs was de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. De bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning is tussen partijen niet in geschil. Verzoekers gronden tegen het bestreden besluit zien op de toepassing van de bevoegdheid.
6.
Toepassing van de bevoegdheid
6.1
Artikel 13b van de Opiumwet voorziet in een discretionaire bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen. De burgemeester dient een belangenafweging te maken, om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij van de bevoegdheid gebruik maakt. Ter uitvoering van die bevoegdheid, heeft de burgemeester de beleidsregels vastgesteld. Op basis van de beleidsregels heeft de burgemeester de woning gesloten voor de duur van één maand.
6.2
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
6.3
De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hier sprake is van een “ernstig geval” op basis waarvan tot sluiting van de woning is besloten. De voorzieningenrechter neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de AbRS) [1] en het meer specifieke toetsingskader - zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de AbRS [2] - in acht. De voorzieningenrechter zal bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, zoals neergelegd in voormelde uitspraken van de Afdeling.
Geschiktheid
6.4
Verzoeker voert aan dat een schriftelijke bestuurlijke waarschuwing met een voorwaardelijke sluiting een geschiktere maatregel is.
6.5
De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester terecht wijst op de bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstellen van de openbare orde. Ook is het belangrijk een signaal af te geven aan de buurt en de criminelen dat drugshandel en -productie niet wordt getolereerd en dat daar streng tegen wordt opgetreden. Daarnaast was verzoeker al gewaarschuwd, omdat hij op het moment van opzetten van de hennepkwekerij geacht mag worden bekend te zijn met de gevolgen van overtreding van de Opiumwet. In 2021 is immers in dezelfde straat een andere woning om deze reden gesloten en in de afgelopen twee jaar in de directe omgeving nog een viertal woningen.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de sluiting van de woning in beginsel een geschikt middel is om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft.
Noodzaak van de sluiting
6.6
Verzoeker betwist de hoeveelheid in zijn woning aangetroffen softdrugs niet. Het dossier bevat echter geen enkel bewijs dat ooit feitelijk vanuit de woning in softdrugs zou zijn gehandeld. Niet gebleken is van enige aanloop van en naar de woning. Ook zijn geen gripzakjes, contante geldbedragen en administratie aangetroffen. Desondanks begrijpt verzoeker dat de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten, conform de beleidsregels en de geldende jurisprudentie, door de burgemeester worden beschouwd als softdrugs bestemd voor de verkoop.
6.7
In de eerste plaats dient aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [3] In verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [4] Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. [5]
6.8
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hier sprake is van een “ernstig geval". De aangetroffen hoeveelheid (299 hennepplanten) wordt aangemerkt als een grootschalige hennepkwekerij [6] en in de beleidsregels als een ernstig geval waarbij de woning - ook bij een eerste overtreding - wordt gesloten. Duidelijk is dat de woning bekend is in het criminele circuit en een schakel vormt in de keten van drugshandel. Ook zijn er aanwijzingen voor een eerdere oogst. Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is om het pand uit de keten te halen en de risico’s voor omwonenden weg te nemen. Dat er geen direct bewijs of aanwijzingen zijn van drugshandel vanuit de woning, doet geen afbreuk aan die noodzaak.
Evenwichtigheid van de sluitingsmaatregel
6.9
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij verminderd verwijtbaar is voor de overtreding, omdat hij het geld naar zijn familie in Syrië wilde sturen en hij vanwege zijn psychische klachten, als gevolg van een traumatisch verleden als oorlogsslachtoffer uit Syrië, de consequenties van zijn handelen niet goed kan overzien. In december 2021 is hij door de huisarts voor behandeling van PTSS verwezen naar PsyQ. De behandeling is echter vanwege de lange wachtlijsten niet gestart. Gezien zijn klachten is het onverantwoord om de woning te sluiten. Verzoeker zal dan namelijk op straat komen staan. Hij heeft als alleenstaande asielzoeker geen familieleden of vrienden waar hij kan verblijven. Ook heeft hij met zijn WIA-uitkering niet de financiële middelen om een particuliere huurwoning te vinden en daklozenopvang Traverse heeft een wachtlijst van 150 personen. Daarbij komt dat verzoeker na de sluiting niet terug kan keren naar zijn woning, omdat de woningstichting te kennen heeft gegeven dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en de woning wordt ontruimd. Verzoeker zal hierdoor op de zwarte lijst komen te staan en ook geen aanspraak kunnen maken op een andere woning. Al deze zwaarwegende omstandigheden maken volgens verzoeker dat een last tot sluiting onevenredig is.
6.1
Als sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. In dat kader speelt de norm van artikel 3:4 van de Awb een rol en geldt daarnaast dat de burgemeester bij de toepassing van het beleid in een concreet geval alle omstandigheden van het geval dient te betrekken en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 8:84 van de Awb, die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Daarvoor is relevant of verzoeker een verwijt kan worden gemaakt en of de burgemeester in voldoende mate de gevolgen van de sluiting van de woning in zijn besluitvorming heeft betrokken. [7]
6.11
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker zich, ondanks de niet betwiste ernst van de overtreding, terecht beroept op verminderde verwijtbaarheid vanwege zijn psychische gesteldheid. Uit de door verzoeker overgelegde medische informatie van zijn huisarts en van het UWV blijkt namelijk dat hij een ernstige PTSS en slaapstoornis heeft. De verzekeringsarts van het UWV schrijft daarnaast dat bij verzoeker sprake is van een sterk verminderd niveau van persoonlijk en sociaal functioneren. Het niet goed kunnen overzien van de consequenties van zijn handelen, hangt daarmee samen.
De burgemeester heeft deze specifieke psychische situatie van verzoeker echter (nog) onvoldoende onderkend, door slechts te stellen dat verzoeker geen medische binding heeft met de woning. Dat blijkt tevens uit het standpunt van de burgemeester, dat verzoeker zelf een vervangende woning kan zoeken of eventueel zich elke nacht (tijdig) kan melden bij Traverse voor nachtopvang en overdag elders kan rondhangen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester daarmee in zijn belangenafweging onvoldoende aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Hoewel, gelet ook op de strikte rechtspraak van de AbRS, een sluiting van de woning voor de duur van één maand op zichzelf genomen gerechtvaardigd zou kunnen zijn, heeft de burgemeester hiertoe niet kunnen besluiten zonder op zijn minst maatregelen te treffen om de gezondheid en veiligheid van verzoeker te waarborgen. De burgemeester heeft namelijk een algemene zorgplicht naar alle bewoners binnen zijn gemeente. Hierbij past naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat hij zich in dit specifieke geval niet bekommert om de vraag waar verzoeker in de periode waarin de woning door hem is gesloten, verblijft. De enkele verwijzing naar het zelf zoeken van een verblijfadres en het tijdig elke avond aanmelden bij de nachtopvang van Traverse (want vol is vol), is onvoldoende, omdat niet is nagegaan of er ook daadwerkelijk plaats is voor verzoeker en dus of sprake is van reële mogelijkheden. [8] De voorgenomen sluiting, zonder dat voorzien is in adequate opvang, zal dan ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter mogelijk onevenredig grote gevolgen kunnen hebben voor verzoeker, die bijzonder kwetsbaar is. In bezwaar dient hieraan aandacht te worden besteed door concrete opvang voor verzoeker aan te wijzen dan wel de sluiting van één maand om te zetten in een waarschuwing.
7.
Conclusie
In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op
bezwaar;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te
vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 10 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 4:84 van de Awb

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 5:21 van de Awb

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet

Artikel 3 van de Opiumwet

Het is op grond van artikel 3 van de Opiumwet verboden een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Hennep staat vermeld op lijst II.

Artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet

Indien een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet

De burgemeester is ingevolge artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Beleid
De burgemeester heeft invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt, door vaststelling van de “Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet” (de beleidsregels; ook wel Damoclesbeleid genoemd). In de beleidsregels is onder andere het onderstaande opgenomen.
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelshoeveelheid van
> 5 planten/stekken en/of > 30 gram, is het op basis van die hoeveelheid in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking en volgt bij een 1ste constatering een bestuurlijke waarschuwing.
Overtreding
Sluiting
In een woning (en/of op bijbehorende erven) wordt softdrugs aangetroffen met een handelshoeveelheid van > 5 planten/stekken en/of > 30 gram.
1ste constatering: bestuurlijke waarschuwing
2de constatering: 3 maanden sluiting
3de constatering: 6 maanden sluiting
4de constatering: 12 maanden sluiting
5de constatering: 24 maanden sluiting
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een hoeveelheid van > 50 planten/stekken en/of > 300 gram, is er sprake van een ernstig geval en volgt een sluiting van 1 maand. (…)
Opiumwetbesluit

Artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit

De hoeveelheid middelen, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de wet, betreft 500 gram hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de AbRS van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 335.
2.Uitspraak van de AbRS van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
3.Uitspraak van de AbRS van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, r.o. 7.4.
4.Uitspraak van de AbRS van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435.
5.Uitspraken van de AbRS van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2327 en 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3251.
6.Van grootschalige hennepteelt en/of -handel is sprake bij 500 gram hennep en/of 200 hennepplanten, gelet op artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet in combinatie met artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit.
7.Uitspraak van de AbRS van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
8.Zie onder andere de uitspraak van de AbRS van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, r.o. 4.2.2, en rechtbank Rotterdam 27 juli 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:6191.