ECLI:NL:RBZWB:2022:5746

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
rk 21-013970, gegrond 552a Sv
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv tegen beslag op auto met verborgen ruimte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager tegen het beslag op zijn auto. De procedure begon met een inbeslagname op 12 augustus 2021 van een Audi A3, die een verborgen ruimte bevatte. Klager was niet op de hoogte van deze verborgen ruimte en stelde dat het beslag disproportioneel was. De officier van justitie had eerder het standpunt ingenomen dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat het ongecontroleerde bezit van dergelijke voertuigen in strijd is met het algemeen belang. Echter, na een recente uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat het hebben van een verborgen ruimte in een auto geen strafbaar feit is, heeft de officier van justitie zijn standpunt gewijzigd en verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag, aangezien er geen bewijs is dat de inbeslaggenomen auto in verband staat met een strafbaar feit. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de verborgen ruimte niet voldoende zijn om het beslag te rechtvaardigen. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en gelast dat de auto aan klager wordt teruggegeven. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en kan door het Openbaar Ministerie en klager worden aangevochten binnen veertien dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 21-013970
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1988 te
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M. Veljovic, Heemraadssingel 165, 3022 CG Rotterdam
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 12 augustus 2021 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Audi, type A3, zwart van kleur, en voorzien van het kenteken [kenteken] . (hierna: de personenauto).
  • het klaagschrift, ingediend op 15 september 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de beschikking van de openbare raadkamerbehandeling 13 december 2021; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 4 februari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs en mr. M. Veljovic als gemachtigd raadsman.
Zoals opgenomen in de beschikking van 13 december 2021 strekt het klaagschrift tot opheffing van het beslag dat is gelegd op de personenauto van klager. Klager was niet op de hoogte van de verborgen ruimte. Niets wijst erop dat de verborgen ruimte werd gebruikt voor het verhullen van verboden zaken. Klager stelt dat de beslissing tot vernietiging van het voertuig disproportioneel en onevenredig is. Klager is bereid om de verborgen ruimte uit het voertuig te laten verwijderen op zijn kosten.
De officier van justitie heeft zich in de raadkamer van 13 december 2021 op het standpunt gesteld dat het beslag op het voertuig met de verborgen ruimte gehandhaafd moet blijven nu het ongecontroleerde bezit van zo’n voertuig in strijd is met het algemeen belang. Er hoeft geen concreet strafbaar feit te zijn begaan met dat voertuig. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van een voorwaardelijke beslissing over strafvorderlijk inbeslaggenomen goederen.
In de raadkamer van 13 december 2021 is gebleken dat de rechtspraak verdeeld lijkt te zijn ten aanzien van voertuigen met verborgen ruimtes die op grond van artikel 94 Sv in beslag zijn genomen. Het onderzoek is heropend en de behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift schriftelijk op 2 februari 2022 kenbaar gemaakt dat artikel 94 Sv onvoldoende grondslag biedt voor het leggen van beslag. De inbeslaggenomen auto is op geen enkele wijze te relateren aan enig strafbaar feit. De raadsman verwijst hierbij naar de conclusie van Advocaat-generaal Spronken. Voorts stelt klager dat het voor hem onmogelijk is om een offerte op te laten stellen waarin de kosten om het verborgen compartiment te verwijderen worden beschreven. Namens klager heeft de raadsman geprobeerd een dergelijke offerte te verkrijgen, maar geen enkele garage wilde een dergelijke offerte opstellen, omdat zij het voertuig wilde zien.
In de raadkamer van 4 februari 2022 heeft de officier van justitie een definitief standpunt ingenomen. Het is onwenselijk om voertuigen met een verborgen ruimte terug te brengen in het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voertuigen doet afbreuk aan een effectieve bestrijding van criminele doeleinden en is in strijd met het algemeen belang. Desondanks is het hebben van een verborgen ruimte in een auto geen strafbaar feit. Gelet op de recente uitspraak van de Hoge Raad is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal gelasten. De officier van justitie heeft verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
De rechtbank is van oordeel dat moet worden vastgesteld dat een inbeslaggenomen voorwerp in een artikel 36c of 36d Sr beschreven verband bestaat tot het begaan van een strafbaar feit. Uit het dossier en hetgeen in raadkamer is besproken, is niet gebleken dat de inbeslaggenomen auto in verband staat tot het begaan van een strafbaar feit. De omstandigheden dat in een auto een verborgen ruimte is aangebracht en dat het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke verborgen ruimtes veelal worden gebruikt voor criminele doeleinden, zoals vervoer van drugs, geld en/of vuurwapens, zijn niet toereikend voor dat oordeel.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de personenauto is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van personenauto aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond
- gelast teruggave van de personenauto (Audi A3, [kenteken] ).
Deze beslissing is op 18 februari 2022 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).