ECLI:NL:RBZWB:2022:5726

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4592 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake maatschappelijke opvang op grond van de Wmo

Op 3 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die lijdt aan complexe PTSS, een voorlopige voorziening vroeg in verband met zijn aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur om een besluit te nemen op zijn verzoek om opvang. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld, waarbij verzoeker en zijn waarnemer aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de verweerder.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker op 3 juli 2022 drugs en attributen in zijn huurwoning had, wat leidde tot een besluit van de burgemeester om de woning voor drie maanden te sluiten. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar de begunstigingstermijn was verlengd tot 4 oktober 2022. Verzoeker verzocht nu om een maatwerkvoorziening voor opvang, maar verweerder had aangegeven dat er geen aanleiding was om een spoedvoorziening te treffen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldoende had onderbouwd dat hij niet tijdelijk op een andere plek kon verblijven en dat de reguliere Wmo-procedure nog niet was afgerond. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat verzoeker niet in de doelgroep viel voor maatschappelijke opvang en de Wmo niet bedoeld was om huisvestingsproblemen op te lossen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks, en werd openbaar gemaakt op 3 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4592 VV

uitspraak van 3 oktober 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. P.C. Schouten,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering een besluit op zijn verzoek om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te nemen. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, mr. P. Botman als waarnemer voor gemachtigde van verzoeker en [naam vertegenwoordiger] namens verweerder.

Feiten en omstandigheden

1. Bij een doorzoeking in de huurwoning van verzoeker op 3 juli 2022 heeft de politie drugs en diverse daarbij behorende attributen aangetroffen. Uit buurtonderzoek is bovendien gebleken dat sprake was van constante aanloop naar de woning.
Bij besluit van 15 augustus 2022 heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden te sluiten met ingang van 25 augustus 2022. Verzoeker heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 6 september 2022 heeft de voorzieningenrechter dat verzoek afgewezen (ECLI:NL:RBZWB:2022:5159). Wel heeft de voorzieningenrechter aanleiding gezien te bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 4 oktober 2022, 9.00 uur.
Op 25 september 2022 heeft verzoeker verweerder verzocht om hem op grond van de Wmo een maatwerkvoorziening toe te kennen die voorziet in het bieden van opvang, zodat hij vanaf 4 oktober 2022 niet op straat hoeft te leven. Op 28 september 2022 heeft verweerder een ontvangstbevestiging gestuurd. Op 29 september 2022 heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering een beslissing te nemen op het verzoek van 25 september 2022 en hij heeft het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Standpunt van verzoeker
2. Verzoeker voert aan dat hij lijdt aan complexe PTSS. Vastgesteld is dat behandeling noodzakelijk is, maar er is sprake van lange wachttijden in de psychiatrische zorg. Tot op heden is er geen plek voor verzoeker gevonden. Naar aanleiding van zijn verzoek om opvang is verweerder een onderzoek gestart, maar er is nog geen maatwerkvoorziening beschikbaar gesteld. Verweerder heeft verzoeker verwezen naar Centraal Onthaal, maar dat betreft een doorstroomvoorziening. Dat is geen geschikte plek voor verzoeker gezien zijn drugsverleden en zijn psychische klachten. Verzoeker verzoekt primair om per 4 oktober 2022 in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening voor opvang dan wel een woning die adequaat is ter compensatie van de problemen van verzoeker om zich met zijn psychische problemen te handhaven in de samenleving. Subsidiair verzoekt hij om de begunstigingstermijn tot sluiting van zijn huurwoning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te verlengen met een periode van vier weken of zoveel langer als nodig is om zorgvuldig onderzoek te verrichten naar de behoefte van verzoeker dan wel een beslissing is genomen over een adequate maatwerkvoorziening op grond van artikel 2.3.5, vierde lid, van de Wmo.

Beoordelingskader voorlopige voorziening

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

Wettelijk kader

4. In artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo is bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
Op grond van het vierde lid, aanhef en onder b, van dit artikel, onderzoekt het college de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang. Op grond van het vierde lid, aanhef en onder c, van dit artikel onderzoekt het college de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang.
Op grond van het vierde lid, aanhef en onder e, van dit artikel onderzoekt het college de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang.
Op grond van het negende lid van dit artikel kan een aanvraag als bedoeld in artikel 2.3.5 niet worden gedaan dan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
In artikel 2.3.3 van de Wmo is bepaald dat in spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin terstond opvang noodzakelijk is, het college na een melding als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo, onverwijld beslist tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 en de aanvraag van cliënt.
In artikel 2.3.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wmo is bepaald dat het college beslist op een aanvraag van een ingezetene van Nederland om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen.
In het tweede lid is bepaald dat het college binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking neemt.
In het vierde lid is bepaald dat het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten beslist, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Overwegingen

5. Verzoeker stelt dat hij een verzoek heeft gedaan om een spoedvoorziening als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wmo. Hij maakt bezwaar tegen de fictieve weigering een besluit te nemen op dat verzoek door verweerder.
6. Verweerder heeft in zijn brief van 28 september 2022 uiteengezet waarom hij van mening is dat er geen aanleiding bestaat om een spoedvoorziening te treffen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is die brief gericht op rechtsgevolg en is daarmee sprake van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Verweerder heeft immers niet onverwijld beslist tot het verstrekken van een tijdelijke maatwerkvoorziening, maar heeft besloten de reguliere Wmo-procedure te volgen. De voorzieningenrechter begrijpt dit standpunt zo dat verweerder hiermee het verzoek om een spoedvoorziening te treffen afwijst. In zoverre is er dan ook tijdig beslist op het verzoek van verzoeker om een spoedvoorziening te treffen. Het (premature) bezwaar van verzoeker wordt om die reden geacht gericht te zijn tegen het besluit van 28 september 2022. Aan het vereiste van connexiteit voor wat betreft het verzoek om een voorlopige voorziening is daarmee voldaan.
7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om te beslissen tot het verstrekken van een tijdelijke maatwerkvoorziening. De mogelijke gevolgen van tijdelijk onderdak in de doorstroomvoorziening van Centraal Onthaal zijn door verzoeker niet met objectiveerbare medische informatie onderbouwd. In deze procedure is wel medische informatie ingebracht, die ziet op de problematiek van verzoeker, maar deze ziet niet op de mogelijke gevolgen van het verblijf van verzoeker bij de doorstroomvoorziening. Bovendien woont verzoeker al lange tijd zonder begeleiding zelfstandig en wil hij dit ook blijven doen. Niet gebleken is dan ook dat verzoeker niet tijdelijk op een andere plek kan voorzien in zijn huisvesting, in afwachting van de uitkomsten van de Wmo-melding en de behandeling voor zijn psychische klachten.
8. Verzoeker verzoekt primair om in aanmerking te komen voor maatschappelijke opvang of beschermd wonen. Gelet op het feit dat de reguliere Wmo-procedure gevolgd wordt, doet verweerder onderzoek naar de vraag of verzoeker daarvoor in aanmerking komt. Die onderzoeksfase is nog niet afgerond. Daarbij wordt opgemerkt dat uit artikel 1.2.1 van de Wmo volgt dat verweerder een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang moet verstrekken aan personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn om zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven. Beschermd wonen is, zoals ook vermeld in het gespreksverslag van het keukentafelgesprek, bedoeld voor personen die
24 uur per dagtoezicht of begeleiding in de buurt nodig hebben. Deze voorzieningen zijn dan ook bedoeld voor personen die niet zelfstandig (dus zonder intensieve begeleiding of zorg) kunnen wonen, ook als ze wel een woning zouden hebben. Gesteld noch gebleken is dat verzoeker in deze doelgroep valt. Het enkele feit dat sprake is van complexe psychologische problemen en verzoeker dus een ondersteuningsbehoefte heeft, maakt niet dat verzoeker dermate niet zelfredzaam is dat hij voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang in aanmerking komt.
9. Verzoeker verzoekt subsidiair om verdere verlenging van de begunstigingstermijn, zodat hij in zijn huidige huurwoning kan blijven wonen met begeleiding van de reclassering en Novadic-Kentron. Dat resultaat kan met dit verzoek om een voorlopige voorziening echter niet bereikt worden, aangezien hierover op 6 september 2022 reeds geoordeeld is door de voorzieningenrechter. Voor zover verzoeker in een andere reguliere woning huisvesting wenst, ter illustratie waarvan hij zijn inschrijvingen bij woningcorporaties in de regio heeft overgelegd, merkt de voorzieningenrechter op dat dit duidt op een huisvestingsprobleem. Zoals de Centrale Raad van Beroep herhaaldelijk heeft overwogen is de Wmo niet bedoeld om hiervoor een oplossing te bieden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1651).

Conclusie

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 3 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.