ECLI:NL:RBZWB:2022:5720

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2374 21_2634
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en gebruik als theetuin

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2022, worden de beroepen van eiser tegen de geweigerde omgevingsvergunningen voor het bouwen van een bouwwerk, aangeduid als tuinsieraad, en het gebruik daarvan als theetuin beoordeeld. Eiser, eigenaar van het perceel aan [adres] 3 te [plaatsnaam], had eerder een last onder bestuursdwang ontvangen voor het bouwen zonder vergunning. De rechtbank behandelt twee zaken: de weigering van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het tuinsieraad (zaaknummer 21/2374) en de weigering voor het gebruik van het bouwwerk als theetuin (zaaknummer 21/2634).

Het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk had de vergunningen geweigerd op basis van strijdigheid met het bestemmingsplan en het ontbreken van een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad. De rechtbank oordeelt dat het college en de gemeenteraad redelijkerwijs tot hun besluiten hebben kunnen komen. Eiser had aangevoerd dat de gemeenteraad ten onrechte had geoordeeld dat de Visie niet van toepassing was op het bouwwerk, maar de rechtbank volgt dit betoog niet. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de weigeringen in stand blijven. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/2374 en 21/2634 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk(het college).
Als derde-partijen nemen aan de zaken deel:
[naam derde-partij 1] en [naam derde-partij 2] uit [plaatsnaam] ;
[naam derde-partij 3] uit [plaatsnaam] ;
[naam derde-partij 4] uit [plaatsnaam] .

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de geweigerde omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk/tuinsieraad (zaaknummer 21/2374) en de weigering een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van het bouwwerk/tuinsieraad als theetuin binnen (zaaknummer 21/2634).
Met het bestreden besluit I van 20 april 2021 heeft het college de omgevingsvergunning voor het legaliseren van het tuinsieraad geweigerd. Met het bestreden besluit II van 10 mei 2021 heeft het college de bezwaren van eiser tegen de weigering een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van een bouwwerk/tuinsieraad als theetuin binnen, ongegrond verklaard.
Het college heeft op 8 augustus 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 19 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] namens het college en derde-partijen [naam derde-partij 1] en [naam derde-partij 3] .

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het college redelijkerwijs de omgevingsvergunningen (gedeeltelijk) heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De beroepen zijn ongegrond. legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1.1
Eiser is eigenaar van het perceel [adres] 3 te [plaatsnaam] . Hij heeft daar op enig moment een bouwwerk gerealiseerd, aangeduid als tuinsieraad D. Het gaat om een bouwwerk met een oppervlakte van 12,36 bij 20,17 meter en een maximale hoogte van 9 meter.
1.2
Op 26 februari 2019 heeft het college een last onder bestuursdwang aan eiser opgelegd inhoudende – kort samengevat – dat de overtreding bouwen zonder vergunning beëindigd moet worden door bouwwerk D/tuinsieraad te verwijderen en verwijderd te houden of de hoogte te verlagen naar 3 meter. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 16 augustus 2021 het beroep van eiser ongegrond verklaard. [1]
1.3
Op 23 april 2019 heeft eiser een vergunningaanvraag ingediend voor het bouwen van bouwwerk D/tuinsieraad. Daarnaast heeft eiser op 25 juni 2019 een vergunningaanvraag ingediend voor het tijdelijk gebruik van de woning en het bijgebouw in afwijking van het bestemmingsplan als museum en theetuin.
1.4
Op 5 maart 2020 heeft de gemeenteraad besloten om een ontwerp van de verklaring van geen bedenkingen te weigeren voor het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk/tuinsieraad’. Het college heeft de aanvraag en de ontwerp-weigeringsbeschikking op 24 april 2020 naar eiser verzonden en met ingang van 1 mei 2020 zes weken ter inzage gelegd.
1.5
Het college heeft op 23 juni 2020 de omgevingsvergunning voor een periode van maximaal 5 jaren verleend voor:
- het vergroten van de woning (hoofdgebouw) tot een inhoud van 2243 m3,
- het uitoefenen van nevenactiviteiten in de vorm van het openstellen van de woning en het bijgebouw als museum en een theetuin buiten van 50 m2.
Het college heeft geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van het bouwwerk/tuinsieraad als theetuin binnen.
Eiser en derde-partijen hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij bestreden besluit II heeft het college onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie de bezwaren van eiser en derde-partijen ongegrond verklaard.
1.6
Op 18 maart 2021 heeft de gemeenteraad definitief besloten om de vereiste verklaring van geen bedenkingen te weigeren. Deze weigering is op 28 april 2021 gepubliceerd. Vervolgens heeft het college bij bestreden besluit I de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk/tuinsieraad’ geweigerd.
1.7
Eiser heeft inmiddels het bouwwerk/tuinsieraad grotendeels afgebroken.
Op 6 januari 2022 heeft eiser twee aanvragen voor een omgevingsvergunning ingediend: voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een bouwhoogte van 3 meter en een schoorsteen van 4,5 meter en voor hetzelfde bouwwerk, maar dan met een schoorsteen van
9 meter hoog.
Op 9 maart 2022 heeft het college de omgevingsvergunning voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een bouwhoogte van 3 meter en een schoorsteen van 4,5 meter verleend en bij besluit van dezelfde datum de omgevingsvergunning voor een schoorsteen van
9 meter geweigerd. Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt.
I. De geweigerde omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk/tuinsieraad (zaaknummer 21/2374)
2. Het perceel [adres] 3 te [plaatsnaam] is gelegen in het bestemmingplan “ [naam bestemmingsplan] ”. Bouwwerk D is niet overdekt en geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, zodat het moet worden gekwalificeerd als een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Hiervoor geldt ingevolge artikel 21.2 van het bestemmingsplan een maximale bouwhoogte van 3 meter. Deze maximale bouwhoogte kan op grond van artikel 42 van het bestemmingsplan met 10% worden verhoogd, dus tot 3,30 meter. Het bouwwerk heeft een hoogte van 9 meter en is daarmee in strijd met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kent geen afwijkingsmogelijkheden waarmee het bouwwerk mogelijk gemaakt kan worden. Niet in geschil is dat de kruimelgevallenregeling geen soelaas biedt. Voor het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder 3˚, van de Wabo, is een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad nodig.
3. De gemeenteraad heeft geen verklaring van geen bedenkingen afgegeven, omdat het bouwwerk, geen gebouw zijnde met een bouwhoogte van 9 meter als onderdeel van een theetuin en museum in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De gemeenteraad heeft hierbij overwogen dat de Visie bebouwingsconcentraties buitengebied (hierna: de Visie) niet van toepassing is, de omvang van het tuinsieraad disproportioneel is, de aanvraag conflicteert met het tijdelijk karakter van de pilot voor een museum en theetuin, een dergelijke constructie niet noodzakelijk is voor de exploitatie van een theetuin, er geen draagvlak is vanuit de buurt en het verlenen van een verklaring van geen bedenkingen leidt tot een ongewenst precedent.
4. De beslissing om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan is een bevoegdheid van het college. In het geval waarbij aan de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet worden gevraagd wordt de afwegingsruimte die het college heeft beperkt door het al dan niet verlenen van een verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad. De rechter toetst daarom in dit geval of het college en de gemeenteraad redelijkerwijs tot hun besluit hebben kunnen komen om geen medewerking te willen verlenen aan het bouwplan en het voorgenomen gebruik als theetuin.
5.1
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemeenteraad ten onrechte heeft geoordeeld dat de Visie niet van toepassing zou zijn op het bouwwerk, geen gebouw zijnde. Daarnaast zijn de gemeenteraad en het college volledig voorbij gegaan aan het feit dat op exact dezelfde locatie van oorsprong een schuur aanwezig is geweest met dezelfde maatvoering. Bovendien is het tuinsieraad van toegevoegde waarde, aldus eiser.
5.2
De Visie geeft mogelijkheden voor specifieke delen van het buitengebied voor extra bebouwing voor niet-agrarische functies. Met name kan door deze Visie worden afgeweken van de maximale bebouwingspercentage. De rechtbank volgt het betoog van eiser in zoverre dat de Visie van toepassing is op een bouwwerk, geen gebouw zijnde. De Visie geeft echter geen aanleiding om af te wijken van de maximale bouwhoogte. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.3
Voor zover eiser een beroep doet op het overgangsrecht, omdat op dezelfde locatie een schuur aanwezig was met dezelfde maatvoering, gaat dit naar het oordeel van de rechtbank niet op, omdat het bouwwerk geheel afgebroken is geweest en het bouwovergangsrecht daardoor is gestuit.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiser over de toegevoegde waarde van het tuinsieraad niet op gaat. In het licht van hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om tot het oordeel te komen dat de gemeenteraad ten onrechte geen verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven.
II. De gedeeltelijk geweigerde omgevingsvergunning voor het gebruik van het perceel als theetuin (zaaknummer 21/2634)
6.1
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de omgevingsvergunning ten onrechte geweigerd is voor het gedeelte van het perceel met de aanduiding ‘tuinsieraad D’. Het college heeft het bouwwerk van de tuinsieraad en het gebruik als theetuin gekoppeld. Deze opvatting is onjuist, aldus eiser. Het gebruik van de grond staat namelijk los van de aanwezigheid van het bouwwerk.
6.2
De rechtbank overweegt dat de vergunningaanvraag ziet op het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan voor een museum en theetuin. Uit de plattegrond bij de aanvraag blijkt dat de theetuin gerealiseerd zal worden op de locatie van ‘theetuin binnen’ en ‘theetuin buiten’. Vooropstaat dat het college beslist op de aanvraag zoals die is ingediend. Doordat in de vergunningaanvraag eiser de koppeling heeft gemaakt tussen het bouwwerk en het gebruik daarvan, kan dit niet los van elkaar worden gezien. Vergunnen van een ‘theetuin binnen’ zonder bouwwerk kan niet op basis van de ingediende aanvraag, nu de aanvraag zonder bouwwerk onvoldoende duidelijk is. Eiser dient dan ook een andere vergunningaanvraag in te dienen.
7.1
Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat de voorwaarde die aan de omgevingsvergunning verbonden is leidt tot een onaanvaardbare inbreuk in de persoonlijke levenssfeer. Aan de vergunning is, zowel voor het gebruik als museum als voor het gebruik van de theetuin, de volgende voorwaarde verbonden: ‘Het is niet toegestaan om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken voor feesten, partijen, recepties, vergaderingen, huwelijken en soortgelijke activiteiten’. Door de vergunningsvoorwaarde is het voor eiser niet langer mogelijk om een feest in de persoonlijke levenssfeer te houden, zoals een verjaardag, aangezien de woning tevens in gebruik is als een museum. Eiser betoogt dat de vergunningsvoorwaarde dient te worden voorzien in de uitzondering dat het niet geldt voor het ‘normale gebruik’ als woning door de bewoners.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat doordat de vergunningsvoorwaarde onder de kopregel van de voorwaarden voor museum met ondersteunende horeca en theetuin staat beschreven, voldoende blijkt dat de voorwaarde ziet op situaties die niet privé zijn. Ter zitting heeft het college desgevraagd toegelicht dat eiser maandelijks aan het college een overzicht voor het aantal rondleidingen moet zenden. Wanneer onduidelijkheid ontstaat over een privéfeest, kan hij dit tegelijkertijd met het overzicht naar het college toesturen. De rechtbank overweegt daarbij dat eiser de keuze heeft om het college in te lichten over zijn privéfeesten. Doet hij dit niet, dan neemt hij het risico dat een handhaver langskomt. De rechtbank acht overigens van belang dat buiten de openingstijden van de museum en de theetuin eiser het college niet op de hoogte hoeft te brengen over een privéfeest, nu de openingstijden van het museum en de theetuin in de vergunningsvoorwaarden zijn opgenomen. Het betoog van eiser slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de (gedeeltelijk) geweigerde omgevingsvergunningen in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 30 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Artikel 2.27
1. In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Bij een maatregel als bedoeld in de eerste volzin worden slechts categorieën gevallen aangewezen waarin voor het verrichten van de betrokken activiteit een afzonderlijke toestemming van het aangewezen bestuursorgaan wenselijk is gezien de bijzondere deskundigheid die dat orgaan ten aanzien van die activiteit bezit of de verantwoordelijkheid die dat orgaan draagt voor het beleid dat betrekking heeft op de betrokken categorie activiteiten. Bij die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is vereist.
3. De verklaring kan slechts worden gegeven of geweigerd in het belang dat in de betrokken wet of algemene maatregel van bestuur is aangegeven.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming ‘Wonen – 1’.
Artikel 6.5
1. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.
2. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
Bijlage II , artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Bestemmingsplan
Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ heeft het perceel de bestemming ‘Wonen – 1’.
Artikel 21.1
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 21.2
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
e. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen, met in acht name van het bepaalde onder f en g, ten hoogste:
bouwwerk
goothoogte
bouwhoogte
oppervlakte
inhoud
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m

Voetnoten