In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het college, waarin hem een last onder bestuursdwang was opgelegd. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de constatering dat eiser een bouwwerk had gebouwd zonder de vereiste omgevingsvergunning, wat in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college terecht de last onder bestuursdwang heeft opgelegd, omdat er geen concreet zicht op legalisatie van het bouwwerk bestond. Eiser had weliswaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend, maar deze aanvraag week af van het reeds gerealiseerde bouwwerk, waardoor het college deze niet als een aanvraag tot legalisatie kon beschouwen. De rechtbank oordeelde dat de handhaving door het college in overeenstemming was met de wet en dat de opgelegde begunstigingstermijn van zes weken niet onredelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van het college.