ECLI:NL:RBZWB:2022:571
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepschriften inzake aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Op 4 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 21/4162 en 21/4163, waarbij belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2016 en 2017. De uitspraak op bezwaar dateert van 29 juli 2021. Belanghebbende heeft zijn beroepschriften op 29 september 2021 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepschriften niet-tijdig zijn ingediend, aangezien de termijn op 9 september 2021 eindigde.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij geen uitspraak op bezwaar heeft ontvangen en dat de brief van 29 juli 2021 slechts een kennisgeving was. Hij meent dat de gang van zaken verwarrend was, waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn. De rechtbank heeft deze argumenten echter verworpen. Uit de brief van 29 juli 2021 blijkt duidelijk dat de inspecteur de bezwaren ongegrond heeft verklaard en dat er een rechtsmiddelverwijzing is opgenomen. De rechtbank oordeelt dat de verwarring aan de zijde van belanghebbende in zijn risicosfeer valt en dat de aangevoerde redenen de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken.
De rechtbank heeft op basis van de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.