ECLI:NL:RBZWB:2022:5702

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
22/4025 en 22/4026
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake belastingaanslagen en inzage stukken

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2022, wordt er beslist op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van de verzoeker, die op 22 augustus 2022 zijn ingediend. De verzoeker vraagt om een voorschot van € 10.000 van de inspecteur van de belastingdienst, in afwachting van de beslissing op het beroep betreffende de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) over het jaar 2015. Tevens verzoekt de verzoeker om inzage in alle relevante stukken met betrekking tot de aanslagen en de invordering van de loonheffing over de jaren 2014 en 2015.

De voorzieningenrechter oordeelt dat niet is voldaan aan het vereiste van connexiteit, wat betekent dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure is tegen de aanslagen waar de verzoeken op zijn gebaseerd. De rechtbank heeft op 5 september 2022 al uitspraak gedaan in de bodemzaken, waardoor de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit houdt in dat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om de verzoeken toe te wijzen, aangezien de noodzakelijke voorwaarden voor het treffen van een voorlopige voorziening niet zijn vervuld.

De uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, in aanwezigheid van griffier mr. M.J. van Balkom, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Zaaknummers: BRE 22/4025 en 22/4026
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], verzoeker,
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoeker van 22 augustus 2022.
1.2.
Verzoeker verzoekt om de inspecteur te veroordelen tot het betalen van een voorschot van € 10.000, vooruitlopend op de beslissing op het beroep betreffende de aan hem over het jaar 2015 opgelegde aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarnaast verzoekt verzoeker om te bepalen dat de belastingdienst alle stukken van belang voor de aanslagen en invordering van de loonheffing over 2015 en 2014 moet overleggen.

2.2. Karakter voorlopige voorziening

2.1.
De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ook wel bodemprocedure genoemd, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen. Daarbij gelden als voorwaarden dat tegelijkertijd tegen hetzelfde besluit een bezwaar- of beroepsprocedure loopt (vereiste van connexiteit) en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. [1] Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemprocedure niet.
2.2.
De voorzieningenrechter kan uitspaak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. [2] De voorzieningenrechter heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

3.Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet voldaan is aan het vereiste van connexiteit. Alleen als sprake is van connexiteit, kan een verzoek om voorlopige voorziening worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal dat hierna motiveren.
3.2.
Verzoeker heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend nadat de zitting in de hoofdzaken heeft plaatsgevonden en een uitspraak in die zaken is aangekondigd. Deze zaken zijn bij de rechtbank bekend onder de zaaknummers BRE 21/1261 en 21/1262 (hierna: de bodemzaken).
3.3.
De rechtbank heeft inmiddels op 5 september 2022 in de bodemzaken uitspraak gedaan. Dit betekent dat tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw 2015 geen bezwaar- of beroepsprocedure meer loopt. Er is dus niet voldaan aan de eis van connexiteit.
3.4.
Voor wat betreft het verzoek tot het overleggen van stukken is naar het oordeel van de voorzieningenrechter eveneens niet voldaan aan de eis van connexiteit. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker inzage wenst in stukken die zien op de aanslagen die aan de holding zijn opgelegd omdat de stukken (ook) van belang zijn voor de bodemzaken volgens verzoeker. Nu de rechtbank in de bodemzaken reeds uitspraak heeft gedaan is geen sprake meer van een nog lopende bezwaar- of beroepsprocedure. Het treffen van een voorlopige voorziening is dan niet mogelijk.

4.Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 27 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier
De voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht.