ECLI:NL:RBZWB:2022:5701

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
22/4240 en 22/4241
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake verzoek om ambtshalve vermindering van aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

Op 27 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met nummers 22/4240 en 22/4241. De verzoeker, een belastingplichtige, had op 5 september 2022 verzocht om voorlopige voorzieningen met betrekking tot zijn aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2013 en 2014. Hij vroeg de rechtbank om de inspecteur van de belastingdienst te veroordelen tot het betalen van een voorschot van € 10.000, in afwachting van een beslissing op zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen sprake was van een lopende bezwaar- of beroepsprocedure, wat een vereiste is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hierdoor was het verzoek niet-ontvankelijk.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat, indien de inspecteur niet tijdig een besluit neemt, de verzoeker de mogelijkheid heeft om de inspecteur schriftelijk in gebreke te stellen. Dit was niet aangetoond in deze zaak, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden opgevat als een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, met de mededeling dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Zaaknummers: BRE 22/4240 en 22/4241
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], verzoeker,
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoeker van 5 september 2022.
1.2.
Verzoeker verzoekt om de inspecteur te veroordelen tot het betalen van een voorschot van € 10.000, in afwachting van zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2013 en 2014.
Bij brief van 6 september 2022 heeft verzoeker verzocht om te bepalen dat de belastingdienst een beslissing neemt op de verzoeken om ambtshalve vermindering.

2.2. Karakter voorlopige voorziening

2.1.
De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ook wel bodemprocedure genoemd, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen. Daarbij gelden als voorwaarden dat tegelijkertijd tegen hetzelfde besluit een bezwaar- of beroepsprocedure loopt (vereiste van connexiteit) en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. [1] Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemprocedure niet.
2.2.
De voorzieningenrechter kan uitspaak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. [2] De voorzieningenrechter heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

3.Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet voldaan is van het vereiste van connexiteit. De voorzieningenrechter zal dat hierna motiveren.
3.2.
Er is (nog) geen sprake van een lopende bezwaar of (administratief-) beroepsprocedure betreffende de verzoeken om ambtshalve vermindering van aanslagen IB/PVV 2013 en 2014. Alleen als dat het geval is, kan een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan. Er is niet voldaan aan de eis van connexiteit. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn daarom niet-ontvankelijk.
3.3.
Voor wat betreft het verzoek van verzoeker om de inspecteur op te dragen een beslissing te nemen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In het geval dat de inspecteur niet of niet tijdig een besluit neemt, staat een rechtsgang open bij de belastingrechter. Voorwaarde voor het indienen van een beroepschrift dat is gericht tegen het niet of niet tijdig nemen van een besluit, is dat de inspecteur eerst schriftelijk in gebreke wordt gesteld. [3] Niet aannemelijk is geworden dat verzoeker de inspecteur in gebreke heeft gesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal daarom niet worden opgevat als een beroep tegen het niet (tijdig) beslissen.

4.Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 27 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier
De voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:83 van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.