ECLI:NL:RBZWB:2022:570

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_3769
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van het beroepschrift inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. Het beroepschrift was verzonden naar de rechtbank Gelderland, die het vervolgens doorstuurde naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank ontving het beroepschrift op 1 september 2021, terwijl de wettelijke termijn voor indiening op 27 augustus 2021 eindigde. De belanghebbende stelde dat hij het beroepschrift op 23 augustus 2021 ter post had bezorgd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet aannemelijk was, gezien de poststempel op de enveloppe. Hierdoor werd vastgesteld dat het beroepschrift niet-tijdig was ingediend.

De rechtbank benadrukte dat de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift dwingend is en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende heeft geen redenen aangevoerd die de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/3769
uitspraak van 4 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Vooraf
Het beroepschrift is verzonden ter attentie van deze rechtbank, maar per adres van rechtbank Gelderland (locatie Arnhem). Rechtbank Gelderland heeft het beroepschrift vervolgens doorgezonden naar deze rechtbank. De ontvangen envelop en het beroepschrift dat daarin zat zijn beiden afgestempeld op de datum waarop ze zijn ontvangen, te weten op 1 september 2021.
Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer]Y.1.95001 en de bij beschikking opgelegde boete.
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 16 juli 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 27 augustus 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift, met dagtekening 23 augustus 2021, is op 1 september 2021 bij de rechtbank ontvangen. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift op 23 augustus 2021 ter post heeft bezorgd en dus tijdig was met het indienen van zijn beroepschrift.
Gelet op de datum van de poststempel (30 augustus 2021) op de enveloppe waar het beroepschrift in zat, is het echter niet aannemelijk dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende heeft verder geen redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Er zijn dan ook geen omstandigheden vast komen te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.