ECLI:NL:RBZWB:2022:57

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4443
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstelling

Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, een in Duitsland gevestigde entiteit, verzocht om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2012 tot en met 2015. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst van 11 mei 2017, die de verzoeken om teruggaaf had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet in aanmerking kwam voor teruggaaf, omdat buitenlandse beleggingsinstellingen niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting in Nederland en derhalve geen recht hebben op een tegemoetkoming op basis van de regeling van de afdrachtvermindering.

Tijdens een regiezitting op 7 juni 2021 is besproken dat de rechtbank geen aanleiding zag om de zaak aan te houden in afwachting van de Deka-zaak in hoger beroep. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende, die zich beriep op het Unierecht en stelde dat zij vergelijkbaar was met een fiscale beleggingsinstelling, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestond, en dat de belanghebbende ook geen recht had op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en de uitspraak is gedaan door rechter M.R.T. Pauwels in aanwezigheid van griffier E.A.D. Dockx.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 17/4443 tot en met 17/4445
uitspraak van 10 januari 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] (thans [belanghebbende] [1] geheten), gevestigd te [plaats] (Duitsland),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 11 mei 2017 op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de volgende periodes, waaraan de rechtbank de volgende zaaknummers heeft toegekend:
  • het tijdvak 1 juni 2012 tot en met 31 mei 2013 (zaaknummer 17/4443);
  • het tijdvak 1 juni 2013 tot en met 31 mei 2014 (zaaknummer 17/4444);
  • het tijdvak 1 juni 2014 tot en met 31 mei 2015 (zaaknummer 17/4445).
Zitting
Een regiezitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie op 21 juni 2021 naar partijen is verzonden. Na afronding van het vooronderzoek is het onderzoek ter zitting ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

2.Gronden

Vooraf: geen aanhouding
Zoals tijdens de regiezitting aan de orde is gekomen, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om zaken zoals de onderhavige aan te houden in afwachting van duidelijkheid in de zogenoemde Deka-zaak in hoger beroep. In wat belanghebbende in de nadere motivering van het beroep aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarop terug te komen.
Inhoudelijk
2.1.
Belanghebbende heeft – kort gezegd – gesteld, met een beroep op het Unierecht, dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat belanghebbende vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi).
2.2.
Gezien het overgangsrecht van artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 [2] , is – kort gezegd – voor teruggaafverzoeken met betrekking tot de boekjaren vanaf het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2008 het regime van de afdrachtvermindering [3] van belang.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen, reeds gelet op het volgende. De Hoge Raad heeft beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door de omstandigheid dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen, in verband met het gegeven dat zij in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. [4]
2.4.
Aangezien geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft belanghebbende evenmin recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
2.5.
Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond verklaard.
2.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 10 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.In de nadere motivering van het beroepschrift was vermeld dat het fonds “[fonds]” ook tot dit fonds behoort, maar bij brief van 7 oktober 2021 is gemeld dat dit niet juist is.
2.Stb. 2007, 563.
3.Artikel 11a van de Wet op de dividendbelasting 1965.