ECLI:NL:RBZWB:2022:568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_2098
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 4 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij een beroepschrift is ingediend door de gemachtigde van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke vereisten zoals gesteld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er was geen schriftelijke machtiging bijgevoegd, en het beroepschrift was niet mede-ondertekend door de belastingplichtige. Bovendien ontbrak een motivering van het beroepschrift, aangezien enkel een kopie van de uitspraak op bezwaar was bijgevoegd, wat niet als voldoende motivering wordt beschouwd.

De griffier heeft de gemachtigde de gelegenheid gegeven om de geconstateerde verzuimen binnen vier weken te herstellen, met een herhaalde waarschuwing in een aangetekende brief van 15 november 2021. Ondanks deze waarschuwingen heeft de gemachtigde de verzuimen niet hersteld. De rechtbank heeft op basis van artikel 6:6 van de Awb besloten het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn per aangetekende post geïnformeerd over de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2098
uitspraak van 4 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[Naam] , die heeft gesteld het beroepschrift te hebben ingediend namens,

[belanghebbende], wonende te [woonplaats] , [land],
belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

[Naam] (hierna: de gemachtigde) heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017 met aanslagnummer [aanslagnummer] H.76.01.
Het beroepschrift voldoet niet aan wettelijke vereisten als bedoeld in artikel 6:5 van de Awb. Ten eerste is bij het beroepschrift geen schriftelijke machtiging overgelegd. Dat had wel gemoeten, aangezien het beroepschrift niet mede-ondertekend is door de belastingplichtige en niet gebleken is dat de verzender van het beroepschrift advocaat is. Verder bevat het beroepschrift geen motivering (geen “gronden”). Het enkel bijvoegen van een kopie van de uitspraak op bezwaar geldt niet als een motivering. Dit betekent dat er sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.
De griffier heeft de gemachtigde de kans gegeven deze verzuimen te herstellen binnen vier weken na de datum van verzending van die brief. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 15 november 2021 met een laatste termijn van twee weken. Deze brieven bevatten de waarschuwing dat indien de verzuimen niet tijdig worden hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het door de gemachtigde opgegeven adres.
De gemachtigde heeft de verzuimen niet hersteld binnen de gestelde termijn en heeft de verzuimen nog altijd niet hersteld.
De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6 van de Awb.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.