ECLI:NL:RBZWB:2022:567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_4210
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in belastingzaak met betrekking tot navorderingsaanslag inkomstenbelasting

Op 4 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21/4210, waarin belanghebbende verzocht om een proceskostenvergoeding in verband met de intrekking van zijn beroep tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder gereageerd op het verzoek van belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur in de proceskosten kan worden veroordeeld indien belanghebbende daarom verzoekt en de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan hem tegemoetkomt, zoals vastgelegd in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Belanghebbende vroeg om vergoeding van de kosten voor verleende rechtsbijstand en de kosten van vertaling door een tolk. De rechtbank verduidelijkte dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is voor kosten die zijn opgenomen in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van € 810 voor de proceskosten, bestaande uit € 269 voor de bezwaarfase en € 541 voor de beroepsfase. De door belanghebbende gemaakte vertaalkosten werden niet vergoed, omdat deze niet in de limitatieve opsomming van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn opgenomen.

Daarnaast werd opgemerkt dat belanghebbende € 49 aan griffierecht had betaald, maar dat de wet niet toestaat dat de inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van dit griffierecht. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een totaalbedrag van € 810. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/4210
uitspraak van 4 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats], [land],
belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep betreffende de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019 met aanslagnummer [aanslagnummer].
De inspecteur heeft bij brief van 12 januari 2022 gereageerd op het verzoek van belanghebbende.

Oordeel over het verzoek

De rechtbank kan de inspecteur in de proceskosten veroordelen, indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen (artikel 8:75a van de Awb).
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de kosten voor verleende rechtsbijstand alsmede de gemaakte kosten van vertaling door een tolk van € 130.
De rechtbank merkt op dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is voor kosten die worden genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het gaat om de volgende kosten:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende,
d. verletkosten van een partij of een belanghebbende,
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken,
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van € 810 voor de proceskosten. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- Een vergoeding voor de kosten in de bezwaarfase voor juridische bijstand van € 269. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 269 en een wegingsfactor 1)
- Een vergoeding voor de kosten in de beroepsfase voor juridische bijstand van € 541. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 1)
De door belanghebbende gemaakte vertaalkosten komen niet in aanmerking voor vergoeding aangezien deze kosten niet in de limitatieve opsomming van het Besluit proceskoten bestuursrecht staan opgenomen.
Belanghebbende heeft € 49,00 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedure de inspecteur te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De inspecteur moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 810.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 8:55, derde lid en artikel 8:106, eerste lid Awb).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.