ECLI:NL:RBZWB:2022:566
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen mededeling nieuwe verjaringstermijn inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Op 4 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de mededeling van de nieuwe verjaringstermijn met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. De ontvanger had eerder het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ontvanger terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de (fiscale) bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990, tenzij er specifieke uitzonderingen zijn gemaakt in de regelgeving. De beslissing om de verjaringstermijn te verlengen valt niet onder deze uitzonderingen, waardoor het beroep van de belanghebbende kennelijk ongegrond was.
Daarnaast verklaarde de rechtbank zich onbevoegd voor zover het beroep gericht was tegen de brief van de ontvanger van 15 maart 2021. De rechtbank benadrukte dat tegen dergelijke beslissingen geen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank besloot het beroep ongegrond te verklaren voor zover het gericht was tegen de uitspraak op bezwaar en verklaarde zich onbevoegd voor het deel van het beroep dat betrekking had op de mededeling van de verjaringstermijn. Deze uitspraak werd gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen in aanwezigheid van griffier N. Plasman en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.