ECLI:NL:RBZWB:2022:566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_1996
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen mededeling nieuwe verjaringstermijn inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 4 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de mededeling van de nieuwe verjaringstermijn met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. De ontvanger had eerder het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ontvanger terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de (fiscale) bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990, tenzij er specifieke uitzonderingen zijn gemaakt in de regelgeving. De beslissing om de verjaringstermijn te verlengen valt niet onder deze uitzonderingen, waardoor het beroep van de belanghebbende kennelijk ongegrond was.

Daarnaast verklaarde de rechtbank zich onbevoegd voor zover het beroep gericht was tegen de brief van de ontvanger van 15 maart 2021. De rechtbank benadrukte dat tegen dergelijke beslissingen geen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank besloot het beroep ongegrond te verklaren voor zover het gericht was tegen de uitspraak op bezwaar en verklaarde zich onbevoegd voor het deel van het beroep dat betrekking had op de mededeling van de verjaringstermijn. Deze uitspraak werd gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen in aanwezigheid van griffier N. Plasman en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1996
uitspraak van 4 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.

1.Motivering

1.1.
Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de mededeling nieuwe verjaringstermijn inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.16.01.
1.2.
Belanghebbende heeft niet duidelijk gespecificeerd waartegen zijn beroep zich richt. Uit de stukken die door de ontvanger zijn toegestuurd, volgt dat er een uitspraak op bezwaar tegen de mededeling nieuwe verjaringstermijn is gedaan op 2 april 2021. De ontvanger heeft daarin het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak op bezwaar
1.3.
Of bezwaar tegen een beslissing van de ontvanger mogelijk is, hangt ervan af of beroep mogelijk is. De (fiscale) bestuursrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990 [1] . Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. De beslissing van de ontvanger om de verjaringstermijn te verlengen valt niet onder een van de uitzonderingen. Dit betekent dat de ontvanger het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.4.
Het beroep is daarom in zoverre kennelijk ongegrond.
Mededeling verjaringstermijn
1.5.
Voor zover het beroep van belanghebbende direct is gericht tegen de brief van de ontvanger van 15 maart 2021, verklaart de rechtbank (de fiscale bestuursrechter) zich onbevoegd. Zoals hiervoor is overwogen kan tegen een dergelijke beslissing geen beroep worden ingesteld.
1.6.
De rechtbank is in zoverre dus kennelijk onbevoegd.

2.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar.
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de mededeling verjaringstermijn.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.