In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2022, wordt het beroep van eiseres tegen een last onder dwangsom beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.A.H. van Huijgevoort, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg, dat op 11 oktober 2021 was genomen. De burgemeester had eiseres een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 67 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), in verband met vermoedelijke drugshandel. De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 behandeld, waarbij de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. G.D.A. Dellevoet. Eiseres was niet aanwezig tijdens de zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiseres had op 27 november 2020 contact gehad met een man die later werd aangehouden met drugs. Bij een doorzoeking van eiseres werden ook drugs aangetroffen. Eiseres betwistte de beschuldigingen en stelde dat zij enkel een daklozenkrantje had willen kopen. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester voldoende bewijs had om de last onder dwangsom op te leggen, en dat eiseres artikel 67 van de APV had overtreden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.