ECLI:NL:RBZWB:2022:5652

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5026
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de last onder dwangsom wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot drugshandel

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2022, wordt het beroep van eiseres tegen een last onder dwangsom beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.A.H. van Huijgevoort, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg, dat op 11 oktober 2021 was genomen. De burgemeester had eiseres een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 67 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), in verband met vermoedelijke drugshandel. De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 behandeld, waarbij de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. G.D.A. Dellevoet. Eiseres was niet aanwezig tijdens de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiseres had op 27 november 2020 contact gehad met een man die later werd aangehouden met drugs. Bij een doorzoeking van eiseres werden ook drugs aangetroffen. Eiseres betwistte de beschuldigingen en stelde dat zij enkel een daklozenkrantje had willen kopen. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester voldoende bewijs had om de last onder dwangsom op te leggen, en dat eiseres artikel 67 van de APV had overtreden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5026 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.A.H. van Huijgevoort),
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg (de burgemeester).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 11 oktober 2021 (bestreden besluit) inzake de opgelegde last onder dwangsom wegens overtreding van artikel 67 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV).
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens de burgemeester mr. G.D.A. Dellevoet. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt de opgelegde last onder dwangsom wegens de overtreding van artikel 67 van de APV. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
2.2
De politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, basisteam [plaatsnaam] -Centrum, heeft op 28 november 2020 meerdere processen-verbaal opgemaakt waarin staat weergeven dat verbalisanten op 27 november 2020 omstreeks 22:20 uur de heer [naam man] zagen. De verbalisanten zijn de heer [naam man] gevolgd. De heer [naam man] fietste naar een auto, een Citroën C1, die geparkeerd stond op de stoep. De heer [naam man] maakte contact met de bestuurder van de auto aan de bestuurderskant. Na kortstondig contact fietste de heer [naam man] weg. De verbalisanten hebben de bestuurder van de auto staande gehouden. De bestuurder identificeerde zich als eiseres. De heer [naam man] werd door andere verbalisanten aangehouden. De heer [naam man] had een gripzakje met vermoedelijk drugs bij zich. De verbalisanten zagen in de auto van eiseres een tas liggen met contant geld in verschillende coupures en twee telefoons. De verbalisanten hebben eiseres als verdachte aangemerkt voor het handelen in verboden middelen. Na onderzoek aan het lichaam werden bij verdachte twee plastic zakjes aangetroffen in haar BH. In de ene plastic zak zaten 15 gripzakjes met wit poeder en in de andere plastic zak zaten drie gripzakjes met bruin poeder. De woning van eiseres is doorzocht. In de slaapkamer van eiseres zijn dure jassen aangetroffen. De inhoud van de zakjes zijn indicatief getest. De indicatieve testen gaven een positieve test op cocaïne en heroïne. Het gripzakje dat is aangetroffen bij de heer [naam man] komt qua verpakking, gewicht en inhoud overeen met de gripzakjes die zijn aangetroffen bij eiseres.
2.3
Op 6 januari 2021 heeft de burgemeester het voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een last onder dwangsom op te leggen wegens overtreding van artikel 67 van de APV.
2.4
De burgemeester heeft op 25 januari 2021 een last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat eiseres zich dient te onthouden van herhaling van de overtreding van artikel 67 van de APV voor een periode van twee jaar. Indien eiseres niet voldoet aan de last, verbeurt eiseres per geconstateerde overtreding een dwangsom van € 2.500,- met een maximum van € 10.000,-.
2.5
Eiseres heeft hiertegen op 5 maart 2021 bezwaar gemaakt.
2.6
De burgemeester heeft op 11 oktober 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
Was de burgemeester bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen?
3.1
Eiseres heeft betoogd dat zij geen drugs heeft verhandeld, maar dat zij slechts wat kleingeld aan de heer [naam man] had gegeven, omdat hij vroeg of zij een daklozenkrantje wilde kopen. Zij was ter plaatse aanwezig, omdat zij terug kwam van een feestje. Uit het proces-verbaal blijkt onvoldoende dat eiseres zich daar bevond met het kennelijke doel om drugs af te leveren. Eiseres heeft daarnaast een blanco strafblad. De burgemeester is enkel bevoegd om de last onder dwangsom op te leggen, indien eiseres zich vaker schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 67 van de APV. Eiseres betwist verder dat er enkel op drugs gelijkende waar moet worden aangetroffen. De burgemeester heeft artikel 67 van de APV onjuist geïnterpreteerd. Met “daarop gelijkende waar” wordt bedoeld de op drugs gelijkende uitwerking van de aangetroffen waar. De werking van de bij eiseres aangetroffen waar is niet vastgesteld, waardoor er geen last onder dwangsom opgelegd kon worden, aldus eiseres.
3.2
De burgemeester heeft betoogd dat eiseres in strijd heeft gehandeld met artikel 67 van de APV en de burgemeester daarom bevoegd was tot het opleggen van een last onder dwangsom. De hoeveelheid aan bewijs die ten grondslag ligt aan de last onder dwangsom toont aan dat eiseres handelde in drugs of voornemens is geweest om te handelen in drugs. De verbalisanten hebben eiseres kort contact zien hebben met de heer [naam man] . Vervolgens zijn bij eiseres twee plastic zakjes aangetroffen, met daarin 15 gripszakjes wit poeder en drie zakjes met bruin poeder. Bij de heer [naam man] is een gripzakje met wit poeder aangetroffen. De verpakking, gewicht en inhoud van het gripzakje komt overeen met de gripzakjes die zijn aangetroffen bij eiseres. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid (hard)drugs die de gebruikershoeveelheid overschrijdt is het aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking ervan. [1] De bestuurlijke rapportage is door de verbalisanten op ambtsbelofte opgemaakt en indien bevindingen uit het rapportage worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en de inhoud van die betwisting, grond bestaat voor redelijke twijfel aan die bevindingen dat die niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag mogen worden gelegd. [2] Op basis van de op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal is het aannemelijk dat eiseres op 27 november 2020 artikel 67 van de APV heeft overtreden.
3.3
Deze beroepsgrond slaagt niet.
3.4
Eiseres heeft kortstondig contact gehad met de heer [naam man] . Daarna is bij de heer [naam man] een gripzakje aangetroffen. Bij eiseres zijn 15 gripzakjes aangetroffen met bruin en wit poeder. Deze gripzakjes kwamen overeen ten aanzien van gewicht, verpakking en inhoud. De inhoud van de bij eiseres aangetroffen gripzakjes is indicatief getest en positief bevonden op heroïne en cocaïne. De indicatieve testen geven voldoende weer dat eiseres in bezit was van middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar. Anders dan eiseres veronderstelt, hoeft de burgemeester zich er niet van te vergewissen dat de aangetroffen waren ook bij een definitieve test door het NFI positief zijn getest als cocaïne en heroïne, nu het in deze zaak niet gaan om het opleggen van een bestraffende sanctie voor het bezit van die waar. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid (hard)drugs die de gebruikershoeveelheid overschrijdt is het aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking ervan. [3] De wijze van verbergen van de drugs en de aantallen kleine gripzakjes met doses ondersteunen die conclusie in deze zaak. Daarnaast is er € 320,- contant aangetroffen in verschillende coupures en met name in coupures die passen bij de gangbare prijs voor een gripzakje met drugs. Ook dat vormt een ondersteuning voor de conclusie.
3.5
De burgemeester kon in redelijkheid vertrouwen op de op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er grond bestaat voor redelijke twijfel aan de bevindingen in de processen-verbaal dat die niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag mogen worden gelegd. Gelet op alle omstandigheden tezamen is de rechtbank van oordeel dat eiseres artikel 67 van de APV heeft overtreden en de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden jegens eiseres. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de aangetroffen gripzakjes bij eiseres in bezit waren voor eigen gebruik.

Conclusie en gevolgen

4 Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 29 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Opiumwet
Artikel 2 van de Opiumwet
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 3 van de Opiumwet
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
Artikel 67 van de APV
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Voetnoten

1.ABRvS 22 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1755.
2.ABRvS 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117.
3.ABRvS 22 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1755.