In deze zaak heeft eiser op 15 maart 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om informatie over de handelwijze van examinatoren bij het vrachtwagenpraktijkexamen. Eiser heeft later beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit van verweerder, de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De rechtbank Zeeland-West-Brabant is bevoegd omdat eiser in [plaats eiser] woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tijdig verweerder in gebreke heeft gesteld, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig nemen van besluiten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de blokkade van de toegang tot het examen geen publiekrechtelijk besluit is, maar een feitelijke handeling van privaatrechtelijke aard. Eiser heeft geen aanvraag ingediend voor het examen, waardoor de bestuursrechter niet bevoegd is om uitspraak te doen op het beroep gericht tegen het ontbreken van een appellabel besluit.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen het Wob-besluit van 22 juli 2021 ongegrond verklaard. Verweerder heeft aangegeven dat er geen documenten zijn die gaan over een leidraad of handelwijze voor het slagen van examenkandidaten. De rechtbank acht de verklaring van verweerder geloofwaardig en oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er documenten onder verweerder berusten die niet zijn verstrekt. Eiser heeft geen bezwaren geuit tegen het weglakken van persoonsgegevens in de openbaar gemaakte documenten. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, gezien de onbevoegdheid in het ene beroep en de ongegrondverklaring van het andere beroep.