ECLI:NL:RBZWB:2022:558
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen teruggaaf omzetbelasting en ambtshalve beslissing
In deze zaak heeft de belanghebbende een verzoek om suppletie omzetbelasting over 2014 ingediend, dat door de inspecteur van de Belastingdienst is behandeld als een bezwaar tegen de beschikkingen teruggaaf omzetbelasting voor de eerste tot en met het vierde kwartaal van 2014. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn en heeft daarnaast besloten om geen ambtshalve teruggaven te verlenen vanwege overschrijding van de vijfjaarstermijn. De rechtbank heeft beide beslissingen beoordeeld.
De rechtbank constateert dat de beschikkingen teruggaaf omzetbelasting dateren van 16 mei 2014, 15 augustus 2014, 14 november 2014 en 13 februari 2015. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat het bezwaarschrift tijdig moest zijn ontvangen voor 27 maart 2015. Het bezwaarschrift is echter pas op 9 maart 2021 ontvangen, waardoor het niet tijdig is ingediend. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke bezwaartermijnen dwingend zijn en dat er geen verschoonbare redenen zijn aangevoerd door de belanghebbende die de termijnoverschrijding rechtvaardigen.
De rechtbank wijst erop dat het verzuim van de vorige adviseur voor rekening van de belanghebbende komt en dat er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De rechtbank is niet bevoegd om uit coulance voorbij te gaan aan de termijnoverschrijding. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep is in zoverre kennelijk ongegrond. Wat betreft de ambtshalve beslissing van de inspecteur, verklaart de rechtbank zich onbevoegd, aangezien deze beslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. De rechtbank heeft de uitspraak op 4 februari 2022 gedaan en openbaar gemaakt.