ECLI:NL:RBZWB:2022:558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_2096
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen teruggaaf omzetbelasting en ambtshalve beslissing

In deze zaak heeft de belanghebbende een verzoek om suppletie omzetbelasting over 2014 ingediend, dat door de inspecteur van de Belastingdienst is behandeld als een bezwaar tegen de beschikkingen teruggaaf omzetbelasting voor de eerste tot en met het vierde kwartaal van 2014. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn en heeft daarnaast besloten om geen ambtshalve teruggaven te verlenen vanwege overschrijding van de vijfjaarstermijn. De rechtbank heeft beide beslissingen beoordeeld.

De rechtbank constateert dat de beschikkingen teruggaaf omzetbelasting dateren van 16 mei 2014, 15 augustus 2014, 14 november 2014 en 13 februari 2015. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat het bezwaarschrift tijdig moest zijn ontvangen voor 27 maart 2015. Het bezwaarschrift is echter pas op 9 maart 2021 ontvangen, waardoor het niet tijdig is ingediend. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke bezwaartermijnen dwingend zijn en dat er geen verschoonbare redenen zijn aangevoerd door de belanghebbende die de termijnoverschrijding rechtvaardigen.

De rechtbank wijst erop dat het verzuim van de vorige adviseur voor rekening van de belanghebbende komt en dat er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De rechtbank is niet bevoegd om uit coulance voorbij te gaan aan de termijnoverschrijding. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep is in zoverre kennelijk ongegrond. Wat betreft de ambtshalve beslissing van de inspecteur, verklaart de rechtbank zich onbevoegd, aangezien deze beslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. De rechtbank heeft de uitspraak op 4 februari 2022 gedaan en openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2096
uitspraak van 4 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een verzoek om suppletie omzetbelasting 2014 ingediend. Dit verzoek is in behandeling genomen als een bezwaar tegen de beschikkingen teruggaaf omzetbelasting eerste kwartaal 2014 tot en met het vierde kwartaal 2014 met aanslagnummer [aanslagnummer]B.01.4500. De inspecteur heeft twee beslissingen genomen naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende. Ten eerste is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Ten tweede heeft de inspecteur besloten om geen ambtshalve teruggaven te verlenen wegens overschrijding van de vijfjaarstermijn. Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld. De rechtbank gaat op beide beslissingen in.
Niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar
De beschikkingen teruggaaf omzetbelasting hebben als dagtekening 16 mei 2014, 15 augustus 2014, 14 november 2014 en 13 februari 2015. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op – uitgaande van de laatste beschikking – 27 maart 2015. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het bezwaarschrift is op 9 maart 2021 bij de inspecteur ontvangen. Het bezwaarschrift is daarom niet tijdig ingediend.
De wetsartikelen over bezwaartermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat als een gevolg van achterstanden in verband met ziekte van de vorige adviseur, deze heeft verzuimd suppletie aangiften omzetbetaling in te dienen. Daarnaast verzoekt belanghebbende de menselijke maat in acht te nemen en ondanks de termijnoverschrijding alsnog de in het verleden te veel betaalde omzetbelasting aan hem te restitueren.
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de overschrijding niet verschoonbaar maken. Op basis van wat is aangevoerd, kan niet worden geconcludeerd dat belanghebbende niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen, of een ander in te schakelen om dit namens hem te doen. Het verzuim van de vorige adviseur moet voor rekening van belanghebbende blijven. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
De rechtbank is niet bevoegd om uit coulance voorbij te gaan aan de termijnoverschrijding, aangezien – zie hiervoor – de wetsartikelen over bezwaartermijnen dwingend van aard zijn.
Het bezwaar is dan ook, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is in zoverre kennelijk ongegrond.
Ambtshalve beslissing
Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing van de inspecteur om niet een ambtshalve teruggaaf te verlenen, verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om een beslissing op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen. Een dergelijke beslissing is niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.