In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn Ziektewet (ZW)-uitkering te beëindigen. Eiser had een ZW-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanuit de Werkloosheidswet (WW). Het UWV weigerde echter de uitkering per 13 januari 2020 toe te kennen en verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, maar het UWV wijzigde later zijn besluit en beëindigde de uitkering met terugwerkende kracht per 1 mei 2020. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 juli 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat het UWV onterecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 1 mei 2020. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van het UWV niet zorgvuldig is geweest en dat eiser niet eerder dan 27 mei 2020 als hersteld kan worden beschouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit II en bepaalt dat de ZW-uitkering per 27 mei 2020 wordt beëindigd. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De rechtbank stelt vast dat de medische situatie van eiser ten opzichte van eerdere beoordelingen niet significant is gewijzigd, en dat de eerder geduide functies nog steeds geschikt zijn voor hem.