ECLI:NL:RBZWB:2022:5537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4064
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende zorgverlening

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen een brief van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, waarin werd aangegeven dat er geen nader onderzoek naar de zorgverlening van de overleden moeder van eiser zou plaatsvinden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 22 september 2022 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat zij zich kennelijk onbevoegd achtte om van het beroepschrift kennis te nemen. Dit is mogelijk op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank legt uit dat op basis van artikel 8:1 van de Awb een belanghebbende eerst bezwaar moet maken bij het bestuursorgaan voordat beroep kan worden ingesteld. De rechtbank verwijst naar de definitie van een 'besluit' in artikel 1:3 van de Awb, en stelt vast dat de mededeling van de Inspectie dat er geen nader onderzoek zal plaatsvinden, niet als een besluit kan worden aangemerkt. Dit is in lijn met een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat dergelijke mededelingen geen rechtsgevolg hebben.

Aangezien de beslissing van 13 juli 2022 geen besluit in de zin van de Awb is, is er geen mogelijkheid voor beroep bij de bestuursrechter. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd en zal het door eisers betaalde griffierecht terugstorten. Ook is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding, omdat er geen sprake is van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4064

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers

en

de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de brief van 13 juli 2022 waarin verweerder aangeeft geen nader onderzoek naar de zorgverlening van de overleden moeder van eiser te gaan doen.

Overwegingen

Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de rechtbank kennelijk onbevoegd is om van het beroepschrift kennis te nemen.
Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. De belanghebbende moet dan wel eerst bezwaar maken bij het bestuursorgaan tegen het besluit op grond van artikel 7.1 van de Awb.
Het begrip ‘besluit’ is gedefinieerd in artikel 1:3 van de Awb. Van een besluit is sprake als de beslissing van het bestuursorgaan een rechtsgevolg heeft voor de belanghebbende.
In de uitspraak van 8 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2753) heeft de hoogste bestuursrechter (de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) geoordeeld dat de mededeling van verweerder dat zij een melding zal onderzoeken, niet op rechtsgevolg is gericht, maar een aankondiging van een feitelijke handeling. De mededeling van verweerder dat geen nader onderzoek zal worden verricht, zoals in dit geval, is dus evenmin een besluit.
De beslissing van 13 juli 2022 van verweerder is dus geen besluit in de zin van de Awb. Er staat geen beroep open bij de bestuursrechter tegen deze beslissing. De rechtbank is dus onbevoegd om van het beroepschrift kennis te nemen.
De rechtbank zal het beroepschrift om diezelfde reden ook niet doorsturen naar verweerder om als bezwaarschrift in behandeling te nemen.
Omdat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het ingestelde beroep, zal het door eisers betaalde griffierecht worden teruggestort. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Eisers hebben verzocht om schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb. Nu er geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb, kan de rechtbank ook geen schadevergoeding op grond van de Awb toekennen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 22 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.