ECLI:NL:RBZWB:2022:5537
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende zorgverlening
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen een brief van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, waarin werd aangegeven dat er geen nader onderzoek naar de zorgverlening van de overleden moeder van eiser zou plaatsvinden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 22 september 2022 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat zij zich kennelijk onbevoegd achtte om van het beroepschrift kennis te nemen. Dit is mogelijk op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat op basis van artikel 8:1 van de Awb een belanghebbende eerst bezwaar moet maken bij het bestuursorgaan voordat beroep kan worden ingesteld. De rechtbank verwijst naar de definitie van een 'besluit' in artikel 1:3 van de Awb, en stelt vast dat de mededeling van de Inspectie dat er geen nader onderzoek zal plaatsvinden, niet als een besluit kan worden aangemerkt. Dit is in lijn met een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat dergelijke mededelingen geen rechtsgevolg hebben.
Aangezien de beslissing van 13 juli 2022 geen besluit in de zin van de Awb is, is er geen mogelijkheid voor beroep bij de bestuursrechter. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd en zal het door eisers betaalde griffierecht terugstorten. Ook is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding, omdat er geen sprake is van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.