ECLI:NL:RBZWB:2022:5525

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
BRE-22_2260
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en belastingrente

Op 22 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende, gevestigd te [plaats], beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Het beroep betreft een naheffingsaanslag omzetbelasting met het aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.5501, alsook de bij beschikking vastgestelde belastingrente en opgelegde boete. De inspecteur heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep, omdat het hoorrecht is geschonden. Belanghebbende heeft verzocht om gegrondverklaring en om de zaak terug te wijzen naar de inspecteur. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft de zaak teruggeworpen naar de inspecteur.

De rechtbank heeft in haar uitspraak het griffierecht vastgesteld en bepaald dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 365 dient te vergoeden. Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten voor juridische bijstand vastgesteld op € 759, gebaseerd op het tarief vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de inspecteur opgedragen een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 22/2260
uitspraak van 22 september 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.5501 en de bij beschikking vastgestelde belastingrente en opgelegde boete.
De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep wegens schending van het hoorrecht. Belanghebbende verzoekt tevens om gegrondverklaring en om de zaak terug te wijzen naar de inspecteur.
Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank zal de zaak terugwijzen.
Griffierecht
Nu het beroep kennelijk gegrond is, dient de inspecteur op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand in de beroepsfase vast op € 759. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).
Voor een vergoeding van kosten in bezwaar is op dit moment geen plaats, nu opnieuw op bezwaar moet worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten ten bedrage van € 759;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 365 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.