Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, die vanuit Nederland naar de Filipijnen is geëmigreerd, ontving voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, waarbij een verzuimboete van € 369 werd opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. De inspecteur had de verzuimboete gehandhaafd, ondanks dat hij gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan het bezwaar van de belanghebbende door een hoger bedrag aan ingehouden loonheffing te hanteren.
De rechtbank heeft op 16 september 2022 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende niet ter zitting verscheen, maar zijn gemachtigde had aangegeven de uitnodiging voor de zitting te hebben ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende niet binnen de gestelde termijn de aangifte had ingediend. De rechtbank wijst erop dat het aan de belastingplichtige is om ervoor te zorgen dat hij bereikbaar is voor de Belastingdienst, vooral gezien het feit dat hij pensioeninkomsten uit Nederland ontving.
De rechtbank concludeert dat de verzuimboete van € 369 passend en geboden is, en dat er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de verzuimboete in stand blijft en dat hij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.