ECLI:NL:RBZWB:2022:5508

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
21/2466
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verzuimboete opgelegd aan een belastingplichtige die niet tijdig aangifte heeft gedaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, die vanuit Nederland naar de Filipijnen is geëmigreerd, ontving voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, waarbij een verzuimboete van € 369 werd opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. De inspecteur had de verzuimboete gehandhaafd, ondanks dat hij gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan het bezwaar van de belanghebbende door een hoger bedrag aan ingehouden loonheffing te hanteren.

De rechtbank heeft op 16 september 2022 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende niet ter zitting verscheen, maar zijn gemachtigde had aangegeven de uitnodiging voor de zitting te hebben ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende niet binnen de gestelde termijn de aangifte had ingediend. De rechtbank wijst erop dat het aan de belastingplichtige is om ervoor te zorgen dat hij bereikbaar is voor de Belastingdienst, vooral gezien het feit dat hij pensioeninkomsten uit Nederland ontving.

De rechtbank concludeert dat de verzuimboete van € 369 passend en geboden is, en dat er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de verzuimboete in stand blijft en dat hij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/2466
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] (Filipijnen), belanghebbende
(gemachtigde: mr. H.A. Zeven),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 juni 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.976 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 20.923. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende een verzuimboete van € 369 opgelegd.
1.3.
De inspecteur is bij uitspraak op bezwaar gedeeltelijk aan het bezwaar van belanghebbende tegemoetgekomen door uit te gaan van een hoger bedrag aan ingehouden loonheffing. De inspecteur heeft de opgelegde verzuimboete gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen, namens de inspecteur, [inspecteur] . Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen. Blijkens de e-mail van 15 september 2022 van de gemachtigde, is de uitnodiging voor de zitting in goede orde ontvangen.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is op [datum] 2017 vanuit Nederland naar de Filipijnen geëmigreerd.
2.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een uitnodiging, herinneringsbrief en aanmaning tot het doen van aangifte IB/PVV toegestuurd. In de aanmaning staat vermeld dat de aangifte voor 17 november 2020 door de inspecteur moet zijn ontvangen.
2.3.
Op 21 januari 2021 heeft de inspecteur ambtshalve de aanslag IB/PVV 2018 vastgesteld. De inspecteur heeft op 22 februari 2021 een aangiftebiljet IB/PVV 2018 van belanghebbende ontvangen.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Het beroep van belanghebbende ziet op de verzuimboete. De rechtbank beoordeelt of de verzuimboete terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de verzuimboete terecht opgelegd?
3.3.
Aan de belastingplichtige, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan, kan een verzuimboete worden opgelegd. [1] Ter zake van een aangifteverzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijk maximum van € 5.278, ofwel € 369. [2]
3.4.
Belanghebbende stelt dat door de slechte postverwerking op de Filipijnen de herinneringsbrief en aanmaning tot het doen van aangifte hem niet hebben bereikt.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat het gelijk aan de inspecteur is. De inspecteur heeft gemotiveerd gesteld dat uitnodiging, herinnering en aanmaning aan het juiste adres zijn gericht en ter verzending per post zijn aangeboden. Dat de uitnodiging is ontvangen en dat het gehanteerde adres van belanghebbende telkens juist was, is niet in geschil. Het voorgaande rechtvaardigt het vermoeden van de ontvangst of de aanbieding van (ook) de herinneringsbrief en aanmaning op het juiste adres. [3] Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook als het door belanghebbende gestelde over de postverwerking op de Filipijnen juist is, het aan belanghebbende is om zich beter bereikbaar te houden voor de Belastingdienst. Belanghebbende ontving namelijk pensioeninkomsten uit Nederland en stelt zelf dat de postverwerking waar hij woont verre van optimaal is.
3.6.
Nu vaststaat dat belanghebbende niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn de aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 heeft ingediend in samenhang bezien met hetgeen opgenomen onder 3.5., is de verzuimboete naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd.
3.7.
Voor het opleggen van een verzuimboete is niet vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld bij de belastingplichtige. Wel dient de verzuimboete achterwege te blijven indien sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas), maar daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake.
3.8.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de boete passend en geboden is. In het argument dat de boete disproportioneel is, omdat er op de aanslag niets betaald hoeft te worden, ziet de rechtbank geen aanleiding om de boete te vernietigen dan wel te matigen. De wetgever heeft namelijk bewust deze verzuimboete ingevoerd om de bereidheid van belastingplichtigen in te scherpen om hun wettelijke verplichtingen na te komen, die onafhankelijk van de hoogte van de aanslag bestaan. [4] De rechtbank acht de verzuimboete van € 369 passend en geboden.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verzuimboete in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 30 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR.
2.Paragraaf 21, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
3.Hoge Raad 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416.
4.Kamerstukken II 2008/09, 32 128, nr. 3, blz. 34.