ECLI:NL:RBZWB:2022:5496
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging voor gemachtigde
Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 11 mei 2022, die betrekking had op de aanslag vennootschapsbelasting 2019 en een opgelegde verzuimboete. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde van de belanghebbende geen machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens de belanghebbende beroep in te stellen. Dit is in strijd met artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de gemachtigde herhaaldelijk verzocht om dit verzuim te herstellen, maar de gemachtigde heeft geen geldige machtiging kunnen overleggen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende gegevens zijn om vast te stellen of de gemachtigde bevoegd is om op te treden. Daarom heeft de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.