In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de afwijzing van zijn verzoek om toepassing van het lage bestelautotarief voor gehandicapten beoordeeld. De belanghebbende, die als gevolg van polio krachtverlies in beide benen heeft en gebruik maakt van krukken, heeft verzocht om toepassing van de gehandicaptenregeling zoals vastgelegd in artikel 24a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. De inspecteur van de Belastingdienst heeft dit verzoek afgewezen, wat de belanghebbende heeft aangevoeld als onterecht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende eigenaar is van een personenauto en niet van een bestelauto, wat een vereiste is voor de toepassing van het lagere bestelautotarief. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende overwogen, maar concludeert dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een regeling die alleen geldt voor bestelauto's. De rechtbank heeft begrip voor de persoonlijke situatie van de belanghebbende, maar kan niet afwijken van de wettelijke bepalingen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het verzoek terecht heeft afgewezen.
Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om kwijtschelding van de motorrijtuigenbelasting of een betalingsregeling, maar de rechtbank is niet bevoegd om hierover te oordelen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de ontvanger van de Belastingdienst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.