ECLI:NL:RBZWB:2022:5476

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
21/2213
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toepassing van het lage bestelautotarief voor gehandicapten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de afwijzing van zijn verzoek om toepassing van het lage bestelautotarief voor gehandicapten beoordeeld. De belanghebbende, die als gevolg van polio krachtverlies in beide benen heeft en gebruik maakt van krukken, heeft verzocht om toepassing van de gehandicaptenregeling zoals vastgelegd in artikel 24a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. De inspecteur van de Belastingdienst heeft dit verzoek afgewezen, wat de belanghebbende heeft aangevoeld als onterecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende eigenaar is van een personenauto en niet van een bestelauto, wat een vereiste is voor de toepassing van het lagere bestelautotarief. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende overwogen, maar concludeert dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een regeling die alleen geldt voor bestelauto's. De rechtbank heeft begrip voor de persoonlijke situatie van de belanghebbende, maar kan niet afwijken van de wettelijke bepalingen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het verzoek terecht heeft afgewezen.

Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om kwijtschelding van de motorrijtuigenbelasting of een betalingsregeling, maar de rechtbank is niet bevoegd om hierover te oordelen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de ontvanger van de Belastingdienst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
Zaaknummer: BRE 21/2213
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende]uit [plaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
Belanghebbende heeft verzocht om toepassing van het lage bestelautotarief voor gehandicapten als bedoeld in artikel 24a Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de gehandicaptenregeling). De inspecteur heeft het verzoek afgewezen.
1.2.
In de uitspraak van 22 maart 2021 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
1.3.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 maart 2021.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Omdat geen van beide partijen heeft verklaard een zitting te wensen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder mondelinge behandeling.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van een [auto] (hierna: de auto). Deze personenauto is voorzien van een dieselmotor en een automatische versnellingsbak met als datum van eerste toelating [datum] .
2.2.
Belanghebbende heeft in zijn kinderjaren polio gehad en heeft hierdoor krachtverlies in beide benen. Hij loopt met krukken en heeft een lange beenbeugel. Hij beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt de vraag of de inspecteur het verzoek van belanghebbende om toepassing van de gehandicaptenregeling terecht heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur het verzoek van belanghebbende terecht heeft geweigerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
De gehandicaptenregeling is bedoeld om een financiële tegemoetkoming, in de vorm van een verlaagd tarief (het lagere bestelautotarief), te geven aan een gehandicapte persoon die voor zijn eigen vervoer en dat van een niet-opvouwbare rolstoel (of een ander omvangrijk hulpmiddel) is aangewezen op het gebruik van een bestelauto.
3.4.
Vast staat dat de auto van belanghebbende een personenauto is en geen bestelauto. Vast staat ook dat belanghebbende geen gebruik maakt van een niet-opvouwbare rolstoel.
3.5.
Belanghebbende erkent dat de auto niet voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van het lagere bestelautotarief. Belanghebbende stelt dat hij op basis van zijn persoonlijke situatie toch in aanmerking moet komen voor dit tarief. Hij stelt dat hij de auto in verband met zijn beperkingen nodig heeft maar niet de financiële middelen heeft om de auto aan te passen of om de auto in te ruilen voor een (echte) bestelauto.
3.6.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van belanghebbende, kan dat niet leiden tot een gegrond beroep. De wetgever heeft bewust niet gekozen voor een lager tarief voor het vervoer van gehandicapte personen met een personenauto. [1] De gehandicaptenregeling is in het leven geroepen als een compenserende maatregel bij de afschaffing van het tot 1 juli 2005 geldende lagere bestelautotarief voor particuliere houders. De wetgever heeft dit lagere tarief voor particulieren willen opheffen en tegelijkertijd ingezien dat er particulieren met een handicap zijn die voor het vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel zijn aangewezen op een bestelauto. Om aan deze groep tegemoet te komen is het lagere tarief ingevoerd maar uitsluitend voor bestelauto’s. Reeds daarom heeft de inspecteur het verzoek terecht afgewezen.
Overigens merkt de rechtbank nog op dat belanghebbende ook niet in aanmerking zou komen voor het lagere tarief omdat uit het verzoek niet blijkt dat hij is aangewezen op het gebruik van een niet-opvouwbare rolstoel. [2]
Omdat de wettelijke regeling duidelijk is en de rechter en de inspecteur de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet mogen beoordelen, kan voor belanghebbende geen lager tarief voor de motorrijtuigenbelasting gelden. [3] De inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende om toepassing van de zogenoemde gehandicaptenregeling terecht geweigerd.
3.7.
Voor dat geval heeft belanghebbende de rechtbank verzocht om kwijtschelding van de motorrijtuigenbelasting dan wel een betalingsregeling omdat zijn leven door de coronapandemie erg duur is geworden en hij de belasting niet meer op tijd kan betalen.
3.8.
De rechtbank is niet bevoegd om te oordelen over een verzoek om kwijtschelding of een betalingsregeling. Belanghebbende moet dat verzoek doen bij de ontvanger van de Belastingdienst. De ontvanger kan dat verzoek dan beoordelen. Bij wijze van uitzondering heeft de inspecteur het verzoek van belanghebbende al doorgestuurd aan de ontvanger om een beslissing te nemen. Belanghebbende hoeft dat in dit geval niet zelf meer te doen.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd te oordelen over het verzoek om kwijtschelding of een betalingsregeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier op 20 september 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier
De rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.zie ook Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 8, p. 43
2.artikel 5a, tweede lid, Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994
3.artikel 11 Wet algemene bepalingen.