Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende gevestigd in Duitsland en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het tijdvak van 1 mei 2007 tot en met 30 april 2008, dat door de inspecteur op 11 mei 2017 was afgewezen. De rechtbank heeft in deze uitspraak het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard.
Tijdens een regiezitting op 7 juni 2021 is besproken dat de rechtbank geen aanleiding zag om de zaak aan te houden in afwachting van de Deka-zaak in hoger beroep. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende, die zich beroept op het Unierecht en stelt dat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht het verzoek om teruggaaf heeft afgewezen, omdat de belanghebbende niet heeft ingestemd met een vervangende betaling zoals voorgeschreven door de Hoge Raad.
De rechtbank concludeert dat er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting en dat de belanghebbende ook geen recht heeft op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.