ECLI:NL:RBZWB:2022:5362

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
22/1870 en 22/1871
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen inkomstenbelasting en buitenlandbijdrage voor belanghebbende woonachtig in Spanje

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met de nummers 22/1870 en 22/1871. De belanghebbende, woonachtig in Spanje, had beroep aangetekend tegen de aanslagen inkomstenbelasting (IB) die door de inspecteur van de belastingdienst voor de jaren 2017 en 2018 waren opgelegd. De rechtbank heeft op 4 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij de echtgenoot van de belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De belanghebbende ontving pensioen uit Nederland en betaalde een buitenlandbijdrage via bronheffing op dat pensioen.

De rechtbank heeft beoordeeld of de buitenlandbijdrage als voorheffing kan worden aangemerkt die verrekend kan worden met de verschuldigde inkomstenbelasting. Volgens artikel 9.2 van de Wet IB 2001 is de buitenlandbijdrage geen voorheffing. Ook het belastingverdrag tussen Nederland en Spanje biedt geen mogelijkheden voor teruggave van de buitenlandbijdrage. De rechtbank concludeert dat de aanslagen in stand blijven en dat de beroepen ongegrond zijn. Dit betekent dat de belanghebbende geen teruggaaf van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de belanghebbende geïnformeerd over de vereisten voor het indienen van hoger beroep, waaronder het vermelden van de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van de uitspraak en de gronden van het hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
Zaaknummers BRE 22/1870 en 22/1871
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], wonende in [plaats] (Spanje), belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2017en 2018 aanslagen inkomstenbelasting (IB) opgelegd.
1.2.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur van 22 februari 2022 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben, namens belanghebbende, haar echtgenoot [echtgenoot] en, namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] deelgenomen.
Gelijktijdig heeft de rechtbank de zaaknummers 21/1916, 21/1918, 21/1919 en 21/4010 van [echtgenoot] , de echtgenoot van belanghebbende, behandeld.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende woont sinds 1997 in Spanje. Belanghebbende is door het Centraal Administratiekantoor (CAK) op grond van de Verordening (EG) nr. 883/2004 als verdragsgerechtigde aangemerkt.
2.2.
Belanghebbende geniet in de onderhavige jaren pensioen uit Nederland en betaalt een buitenlandbijdrage via bronheffing op dat pensioen.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Belanghebbende bepleit een teruggave van de buitenlandbijdrage via de aanslagen IB.
3.2.
Gelet op artikel 9.2 van de Wet IB 2001 is de buitenlandbijdrage geen voorheffing die met de op de aanslag verschuldigde inkomstenbelasting verrekend kan worden. Ook het Belastingverdrag tussen Nederland en Spanje biedt geen aanknopingspunten voor de door belanghebbende bepleitte teruggave van de buitenlandbijdrage door Nederland. De omstandigheid dat belanghebbende ook via de Spaanse inkomstenbelasting in Spanje een bijdrage aan zorgkosten zou betalen, wat daar bij gebrek aan een onderbouwing van de zijde van belanghebbende ook van zij, leidt evenmin tot een ander oordeel. Dit doet immers niet af aan belanghebbendes verdragsgerechtigheid, het recht op zorg in Spanje ten koste van Nederland en de voor haar geldende verplichting om de buitenlandbijdrage in Nederland te voldoen.

4.Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 15 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.