In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 behandeld. De inspecteur had een aanslag opgelegd en een beschikking restant persoonsgebonden aftrek vastgesteld. Belanghebbende, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, had een aftrek voor specifieke zorgkosten geclaimd van € 14.260, maar de inspecteur had slechts € 1.149 aan zorgkosten toegelaten. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek dan de inspecteur heeft verleend.
Tijdens de zitting op 4 augustus 2022 werd vastgesteld dat het ziektebeeld van belanghebbende niet ter discussie stond. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aanslag heeft vastgesteld op basis van een belastbaar inkomen van nihil, wat betekent dat de aanslag niet lager kan worden. De rechtbank richt zich daarom op de beschikking restant persoonsgebonden aftrek. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat zij recht heeft op een hoger bedrag aan specifieke zorgkosten dan de inspecteur heeft toegestaan. De rechtbank oordeelt dat de materialen die belanghebbende heeft aangeschaft niet voldoen aan de criteria voor aftrekbaarheid als hulpmiddelen.
Echter, de rechtbank volgt het betoog van belanghebbende gedeeltelijk met betrekking tot het opgewekte vertrouwen. De inspecteur heeft in het verleden het vertrouwen gewekt dat de zorgkosten in aftrek zouden worden toegelaten, maar heeft dit vertrouwen met terugwerkende kracht opgezegd. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een aftrek van € 753, wat leidt tot een totale aftrek van € 1.902. De rechtbank stelt de beschikking restant persoonsgebonden aftrek vast op € 3.474. De uitspraak is gegrond verklaard, en de inspecteur moet het griffierecht en reiskosten vergoeden aan belanghebbende.