ECLI:NL:RBZWB:2022:5356

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
21/1958, 21/2458 tot en met 21/2461
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van vergrijpboetes opgelegd aan belastingplichtige wegens onjuiste aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende in beroep ging tegen vergrijpboetes die door de inspecteur van de belastingdienst waren opgelegd. Deze boetes waren gerelateerd aan navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2015 tot en met 2019. De inspecteur had vergrijpboetes opgelegd wegens grove schuld en opzet, omdat belanghebbende zijn vermogen, dat in een safeloket bij de Rabobank was opgeslagen, niet had vermeld in zijn aangiften. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij opzettelijk of uit grove schuld had gehandeld door deze informatie niet op te nemen in zijn aangiften. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde vergrijpboetes terecht waren en dat er geen redenen waren voor matiging. Belanghebbende had ook aangevoerd dat de Rabobank onrechtmatig informatie over hem had gedeeld met de belastingdienst, maar de rechtbank oordeelde dat de Rabobank wettelijk verplicht was om deze informatie te verstrekken. De beroepen van belanghebbende werden ongegrond verklaard, en de vergrijpboetes bleven in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
Zaaknummers BRE 21/1958, 21/2458 tot en met 21/2461
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], wonende in [plaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst,de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende vergrijpboetes opgelegd bij de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2015 tot en met 2018 en bij de aanslag IB/PVV 2019.
1.2.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur van 24 maart 2021 en 10 april 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de vergrijpboetes.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] deelgenomen.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende huurde vanaf 24 februari 2011 een safeloket bij de Rabobank in Oudenbosch. In 2018 is bij een inbraak de inhoud uit het safeloket gestolen.
2.2.
Belanghebbende heeft aan de Rabobank opgeven dat er contant geld en sieraden uit het safeloket zijn gestolen. Bij brief van 27 mei 2019 heeft de Rabobank aan belanghebbende meegedeeld aan hem een vergoeding van € 110.953,38 voor het gestolen geld en een vergoeding van € 23.180 voor de gestolen sieraden te betalen. Het bedrag van in totaal € 134.133,38 is in 2019 aan belanghebbende uitbetaald.
2.3.
In de brief van de Rabobank van 27 mei 2019 is de volgende passage opgenomen: “
Voor de goede orde wijzen wij u op uw eigen verantwoordelijkheid en plicht om over uw gehele inkomen en vermogen correct aangifte te doen bij de Belastingdienst. Rabobank werkt niet mee aan transacties die erop gericht zijn om fiscale en justitiële autoriteiten te misleiden.
We hechten er veel belang aan dat er correct wordt omgegaan met wet- en regelgeving.”
2.4.
Belanghebbende heeft het vermogen (het geld en de sieraden) dat in het safeloket lag in de jaren 2015 tot en met 2018 en ook de vergoeding van de Rabobank in 2019 niet in de aangiften IB/PVV over die jaren vermeld. Daardoor is voor de jaren 2015 tot en met 2019 te weinig belasting geheven en daarom heeft de inspecteur vergrijpboetes opgelegd.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of de vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Specifiek is in geschil of belanghebbende iets te verwijten valt.
De jaren 2015 tot en met 2018
3.2.
Voor de jaren 2015 tot en met 2018 heeft de inspecteur gesteld dat aan belanghebbende te wijten is dat de aanslagen tot te lage bedragen zijn vastgesteld. Volgens de inspecteur is sprake van grove schuld van belanghebbende en zijn daarom terecht vergrijpboetes van, na bezwaar, respectievelijk € 801, € 773, € 697 en € 566 opgelegd. [1] Dat is 75% van de te weinig betaalde belasting.
3.3.
Van grove schuld is sprake indien de handelswijze van de belastingplichtige moet worden gekwalificeerd als een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Bij grove schuld had de belastingplichtige redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven.
3.4.
De vergrijpboetes zijn naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd. Belanghebbende heeft het safeloket gehuurd en hij was op de hoogte van het vermogen dat erin lag. Belanghebbende heeft gesteld dat het niet zijn bedoeling was om de inhoud van het safeloket niet in zijn aangiften te vermelden. Het vermogen is volgens belanghebbende niet opgenomen uit onwetendheid. Op de zitting heeft belanghebbende verklaard dat zijn adviseur nooit naar het safeloket heeft gevraagd en dat hij zijn adviseur ook nooit over het safeloket en het vermogen in het safeloket heeft verteld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende zodanig onzorgvuldig en daarmee onachtzaam heeft gehandeld dat het aan zijn grove schuld te wijten is dat de aangiften onjuist waren door in die aangiften niet zijn hele vermogen op te nemen. De rechtbank acht de opgelegde vergrijpboetes van € 801, € 773, € 697 en € 566 in dit geval passend en geboden. Van strafverlagende omstandigheden is niet gebleken. Ook zijn verder geen gegronde redenen voor matiging aangevoerd of gebleken. Dat belanghebbende zeer is geraakt door het verlies van familiesieraden is betreurenswaardig maar geen aanleiding voor een verlaging van de boete.
Het jaar 2019
3.5.
Voor het jaar 2019 heeft de inspecteur gesteld dat sprake is van opzet van belanghebbende en een vergrijpboete van € 1.458 opgelegd. [2] Dat is 150% van de te weinig betaalde belasting.
3.6.
Van opzet is sprake als door de belastingplichtige willens en wetens (bewust) gehandeld wordt met als oogmerk dat te weinig belasting geheven of betaald wordt. Onder opzet valt ook voorwaardelijke opzet. Daarvan is sprake indien iemand zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het beboetbare feit zich voordoet. Daarbij moet de betreffende persoon wetenschap hebben van die aanmerkelijke kans, die kans ten tijde van de gedraging bewust hebben aanvaard en hij moet ervan uit zijn gegaan dat het gevolg van een te lage heffing ook zal intreden.
3.7.
De vergrijpboete is naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd. De rechtbank acht bewezen dat belanghebbende bij het indienen van de aangifte IB/PVV over 2019 wist dat hij van de Rabobank een vergoeding had ontvangen voor het uit zijn safeloket gestolen vermogen en dat hij wist dat de Rabobank hem in de brief van 27 mei 2019 erop heeft gewezen dat belanghebbende aangifte moet doen van zijn gehele vermogen. Belanghebbende heeft op de zitting immers verklaard dat hij verschillende brieven van de Rabobank heeft gekregen en dat hij alle brieven heeft gelezen. Desondanks heeft hij in de aangifte niets met de vergoeding gedaan. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel is dat belanghebbende zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangifte onjuist was door in die aangifte niet zijn hele vermogen op te nemen. De rechtbank acht de opgelegde vergrijpboete van € 1.458 in dit geval passend en geboden. Van strafverlagende omstandigheden is niet gebleken. Ook zijn verder geen gegronde redenen voor matiging aangevoerd of gebleken (zie r.o. 3.4).
Schending van de privacy
3.8.
Belanghebbende heeft nog gesteld dat de Rabobank geen informatie over hem had mogen doorgeven aan de belastingdienst. Nu de belastingdienst deze informatie toch heeft gebruikt is dat in strijd met de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die sinds 25 mei 2018 van kracht is, aldus belanghebbende.
3.9.
De Rabobank heeft gegevens aan de belastingdienst verstrekt die van belang kunnen zijn voor een juiste belastingheffing bij belanghebbende. De Rabobank is, net als alle andere banken in Nederland, op grond van de wet verplicht dergelijke gegevens aan de belastingdienst te verstrekken. [3] In de AVG is voor de verstrekking van dergelijke gegevens een uitzondering gemaakt op de rechten en verplichtingen van de AVG. [4] Van een schending van de privacy van belanghebbende is dan ook geen sprake.
3.10.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de vergrijpboetes over de jaren 2015 tot en met 2019 in stand blijven.
4.2.
Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 15 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 67e van de AWR.
2.Artikel 67e van de AWR.
3.Artikel 53, tweede lid, van de AWR.
4.Artikel 23, eerste lid, onderdeel e, van de AVG.