Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende in beroep ging tegen vergrijpboetes die door de inspecteur van de belastingdienst waren opgelegd. Deze boetes waren gerelateerd aan navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2015 tot en met 2019. De inspecteur had vergrijpboetes opgelegd wegens grove schuld en opzet, omdat belanghebbende zijn vermogen, dat in een safeloket bij de Rabobank was opgeslagen, niet had vermeld in zijn aangiften. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij opzettelijk of uit grove schuld had gehandeld door deze informatie niet op te nemen in zijn aangiften. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde vergrijpboetes terecht waren en dat er geen redenen waren voor matiging. Belanghebbende had ook aangevoerd dat de Rabobank onrechtmatig informatie over hem had gedeeld met de belastingdienst, maar de rechtbank oordeelde dat de Rabobank wettelijk verplicht was om deze informatie te verstrekken. De beroepen van belanghebbende werden ongegrond verklaard, en de vergrijpboetes bleven in stand.