ECLI:NL:RBZWB:2022:5340

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
BRE 21/1353 en 21/1354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van belastingaanslagen en gebruikelijk loon in het kader van IB/PVV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 september 2022, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor de jaren 2014 en 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, en had daarbij belastingrente in rekening gebracht. De rechtbank behandelt de beroepen die zijn ingediend tegen deze aanslagen en de belastingrentebeschikking.

De rechtbank constateert dat belanghebbende, die aandeelhouder was van een besloten vennootschap (B.V.), geen loon uit de B.V. in 2014 had opgegeven en in 2015 een bedrag van € 53.400. Na een boekenonderzoek zijn er correcties aangebracht voor het gebruikelijk loon en het privégebruik van de auto. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de bijtelling voor het privégebruik van de auto heeft gecorrigeerd, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto niet privé is gebruikt.

Daarnaast wordt het gebruikelijk loon beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er geen gebruikelijk loon kon worden betaald door de B.V. en dat de inspecteur bij de vaststelling van het gebruikelijk loon is uitgegaan van de juiste bedragen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de aanslagen en belastingrentebeschikkingen in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/1353 en 21/1354
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.J. van der Kooij),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 19 februari 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2014 en 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslagen heeft de inspecteur belanghebbende belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.3.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslagen gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Belanghebbende heeft een aanvullend stuk ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende, en namens de inspecteur: [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is van 23 juni 2010 tot 7 mei 2018 voor 47,5% aandeelhouder van [BV] (hierna: de B.V.). Bij de B.V. heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden. Op de balans van de B.V. staat in 2014 en 2015 de personenauto Mercedes Benz met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De auto is eind december 2015 ingeruild voor een BMW die belanghebbende in privé heeft aangeschaft.
2.2.
In 2014 is door belanghebbende geen loon uit de B.V. in aanmerking genomen. In de aangifte inkomstenbelasting is uitsluitend een bedrag van € 27.443 opgenomen van het UWV als inkomen. In de aangifte 2015 is een loon uit de B.V. opgenomen van € 53.400.
2.3.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn er bij belanghebbende correcties aangebracht voor het gebruikelijk loon in 2014 en privégebruik auto in 2014 en 2015. Voor 2014 is een bedrag van € 10.000 in aanmerking genomen als gebruikelijk loon.
2.4.
Voor het jaar 2014 heeft de inspecteur de bijtelling in verband met het privégebruik van de ter beschikking gestelde auto op basis van de volgende berekening, 25% * € 45.050 = € 11.262, tot het inkomen gerekend. Voor het jaar 2015 heeft de inspecteur de bijtelling ter zake van het privégebruik auto naar tijdsgelang berekend, daar de betreffende auto op 23 december 2015 verkocht is. De bijtelling is als volgt berekend: 356/365 * 25% * € 45.050 = € 10.984.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Daarbij gaat het specifiek om de vraag of de inspecteur terecht de correcties vanwege het privégebruik van de auto heeft vastgesteld. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of de inspecteur terecht een gebruikelijk loon in aanmerking heeft genomen. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepen ongegrond moeten worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zijn de correcties vanwege het privégebruik van de auto terecht vastgesteld?
3.3.
Belanghebbende stelt dat de auto in de onderhavige jaren niet meer dan 500 kilometer privé gebruikt is. Belanghebbende stelt dat hij een kilometeradministratie heeft bijgehouden. Bij het inruilen van de auto is belanghebbende vergeten de kilometeradministratie uit de auto te halen. Direct nadat hij tot de ontdekking kwam dat hij dit vergeten was, heeft hij contact opgenomen met de autodealer waar de auto ingeruild is om de kilometeradministratie te achterhalen. De autodealer heeft per e-mail bevestigd dat de kilometeradministratie weggegooid is. Nu de kilometeradministratie van de auto niet meer beschikbaar is, is belanghebbende van mening dat de overige feiten en omstandigheden een oordeel kunnen geven over de kilometeradministratie van de auto. Daarbij verwijst belanghebbende naar dat er geen enkele rit is afgekeurd uit zijn kilometeradministratie over het jaar 2016 en dat er nauwelijks correcties zijn gedaan naar aanleiding van het boekenonderzoek bij de B.V.
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto ter beschikking stond van belanghebbende. Eveneens is niet in geschil dat er geen kilometeradministratie beschikbaar is voor de auto in 2014 en 2015.
3.5.
Op grond van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) wordt, indien aan de belastingplichtige ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking staat, een nader te bepalen bedrag als onttrekking in aanmerking genomen en wordt de auto in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te staan tenzij blijk dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. Voor het leveren van het bewijs kan een sluitende rittenregistratie worden bijgehouden. Het bewijs mag echter ook op een andere wijze worden geleverd. [1]
3.6.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de auto niet privé is gebruikt. Er zijn geen aanknopingspunten dat er in de kilometeradministratie die verloren is gegaan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zakelijke ritten zijn opgenomen. In dit geval ligt de bewijslast bij belanghebbende en met hetgeen dat hij heeft aangevoerd is niet onderbouwd dat de auto in de onderhavige jaren niet privé is gebruikt. Hierbij merkt de rechtbank op dat uit de kilometeradministratie van het jaar 2016 van de nieuwe auto (BMW) niet blijkt hoe de auto in de onderhavige jaren is gebruikt, zeker omdat belanghebbende de nieuwe auto in privé heeft aangekocht. De rechtbank is daarom van oordeel dat de inspecteur terecht de bijtelling voor het privégebruik van de auto heeft gecorrigeerd.
Heeft de inspecteur terecht een gebruikelijk loon in aanmerking genomen?
3.7.
Belanghebbende stelt dat er in 2014 geen sprake kon zijn van een gebruikelijk loon op basis van bijzondere financiële omstandigheden en dat het in aanmerking genomen bedrag van € 10.000, dat gebaseerd is op de toename van de rekening-courantpositie tussen belanghebbende en de B.V., niet privé is besteed. Het ging slechts om gelden die tijdelijk zijn overgeboekt naar privé om eventuele beslaglegging in een zakelijk conflict te voorkomen. Deze gelden zijn alleen niet geheel weer teruggeboekt om de zakelijke rekening en zouden dus een lening vormen, aldus belanghebbende.
3.8.
Ingevolge artikel 3.81 van de Wet IB 2001 wordt onder loon verstaan loon overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Artikel 12a van de Wet LB bepaalt, kort gezegd, dat een aanmerkelijkbelanghouder voor zijn werkzaamheden in de vennootschap een gebruikelijk loon geniet. Het gebruikelijk loon wordt – voor zover hier van belang – op de voet van artikel 12a van de Wet LB voor het jaar 2014 in beginsel op minimaal € 44.000 (bedrag 2014) gesteld, tenzij aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is.
3.9.
Vaststaat dat belanghebbende in 2014 aandeelhouder was van de B.V. en ten behoeve van de B.V. werkzaamheden verrichtte. Aldus geldt als uitgangspunt dat de gebruikelijk loonregeling dient te worden toegepast op de (fictieve) dienstbetrekking van belanghebbende. Nu het door de inspecteur vastgestelde gebruikelijk loon niet boven het bedrag zoals genoemd in artikel 12a, eerste lid, van de Wet LB uitkomt, ligt het op de weg van belanghebbende om aannemelijk te maken dat in dit geval moet worden uitgegaan van een lager gebruikelijk loon. [2]
3.10.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er geen enkel loon kon worden betaald door de B.V. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er structureel te weinig inkomen werd gegenereerd voor het toekennen van een gebruikelijk loon voor de werkzaamheden van belanghebbende. Hij heeft er weliswaar op gewezen dat het UWV hem een uitkering heeft verstrekt omdat het heel slecht ging met de onderneming en belanghebbende met behulp van die uitkering de gelegenheid kreeg om de onderneming te herstellen, echter dit heeft belanghebbende niet onderbouwd met enige stukken. De inspecteur is voor de hoogte van het gebruikelijk loon aangesloten bij de opgenomen gelden in de rekening-courant tussen de B.V. en belanghebbende, daarmee neemt de inspecteur niet het standpunt in dat die gelden privé zijn besteed zoals belanghebbende stelt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat moet worden afgeweken van het gebruikelijk loon dan waarvoor de inspecteur hem heeft aangeslagen.
Is terecht en tot het juiste bedrag belastingrente in rekening gebracht?
3.11.
De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikkingen. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
De beroepen zijn ongegrond. De aanslagen en de belastingrentebeschikkingen blijven in stand. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 14 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1395.
2.Vgl. Hoge Raad 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0546.