ECLI:NL:RBZWB:2022:5310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
BRE-22_902_903
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens niet betalen griffierecht

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een belanghebbende uit Frankrijk. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, maar dit beroep werd op 24 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord.

De rechtbank heeft in deze verzetzaak geoordeeld dat de eerdere uitspraak zonder zitting kon worden gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 50 niet tijdig was betaald, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De belanghebbende voerde aan dat hij de aangetekende nota niet had ontvangen omdat de rechtbank niet het juiste woonadres had, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheid geen reden was om te concluderen dat de belanghebbende niet in verzuim was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 24 juni 2022. Het verzet is ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/902 en 22/903

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats 1] , Frankrijk, belanghebbende.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 17 januari 2022 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 24 juni 2022, verzonden op 29 juni 2022, heeft de rechtbank die beroepen niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet betalen van het griffierecht.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat het griffierecht niet is betaald.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Belanghebbende is het voor de door hem ingestelde beroepen eenmaal € 50 aan griffierecht verschuldigd (artikel 8:41, eerste en derde lid, van de Awb). Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht, dan wel ter griffie te zijn gestort (artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb). Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, zijn de beroepen niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 8:41, zesde lid, van de Awb).
Vast staat dat het griffierecht niet is betaald voor het einde van de daartoe gestelde termijn. Gelet op het bepaalde in artikel 8:41 van de Awb zal een beroep dan niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij geoordeeld moet worden dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Belanghebbende stelt hij de aangetekende nota niet heeft ontvangen, omdat de rechtbank niet het juiste woonadres had. De rechtbank is van oordeel dat de door belanghebbende in verzet genoemde omstandigheid geen reden is te oordelen dat hij niet in verzuim is geweest. Belanghebbende heeft immers in het digitaal ingediende beroepschrift als postadres [adres] te [plaats 2] opgegeven. Naar dat adres heeft de rechtbank de nota griffierecht gestuurd. Als belanghebbende niet wilde dat post naar het opgegeven postadres gestuurd zou worden, had het op de weg van belanghebbende gelegen dat aan te geven in het beroepschrift.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 24 juni 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 13 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.