ECLI:NL:RBZWB:2022:5308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
BRE-21_4676
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens overschrijding van de verzettermijn in belastingzaak

In deze zaak heeft de belanghebbende verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin haar beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De belanghebbende heeft het verzetschrift gedateerd op 4 april 2022, maar dit werd pas op 2 mei 2022 door de rechtbank ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzettermijn op 11 april 2022 eindigde en dat het verzetschrift dus niet tijdig was ingediend. De belanghebbende heeft aangevoerd dat de post soms langer onderweg is en dat zij vaak afwezig is vanwege familieomstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat deze redenen de overschrijding van de termijn niet verontschuldigbaar maakten. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor tijdige postverwerking bij de belanghebbende ligt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4676

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [plaats] , Duitsland, belanghebbende.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 10 juni 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 28 februari 2022, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet tijdig indienen van het beroepschrift.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

Voor het indienen van een verzetschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. De verzettermijn eindigde in dit geval derhalve op 11 april 2022. Een verzetschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het verzetschrift met de post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het verzetschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als iemand een verzetschrift te laat indient, moet de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het verzetschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Het verzetschrift, gedagtekend 4 april 2022, is op 2 mei 2022 bij de rechtbank ontvangen. Gelet op de poststempel op de enveloppe gaat de rechtbank ervan uit dat het verzetschrift op 28 april 2022 op de post is gedaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het verzetschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende heeft desgevraagd aangegeven dat de post uit of naar Nederland soms binnen een paar dagen komt, maar dat er soms ook langere tijd overheen gaat. Verder stelt belanghebbende dat zij vaak naar het buitenland moet reizen voor zieke familie. Daardoor gebeurt het dat zij soms weken lang niet thuis is en daardoor post pas laat leest.
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de overschrijding van de termijn niet verontschuldigbaar maken. Dat er soms langere tijd over de postverzending van en naar het buitenland heen gaat, komt voor risico van belanghebbende. Belanghebbende is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om een postadres te kiezen binnen Nederland, maar heeft dat niet gedaan.
De omstandigheid dat belanghebbende voor haar bestemde post soms niet tijdig leest en dat mogelijk daardoor niet tijdig een verzetschrift is ingediend, betreft een risico dat eveneens voor rekening van belanghebbende komt. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de post(verwerking). Als zij regelmatig langere tijd afwezig is, moet zij maatregelen nemen door bijvoorbeeld iemand anders te laten zorgen voor (het doorsturen van) haar post.
Gelet op het vorenstaande is het verzet van belanghebbende niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 13 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.