ECLI:NL:RBZWB:2022:5298

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
02-322517-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking gedurende zeven maanden met taakstraf en contactverbod

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking. De zaak betreft een periode van zeven maanden, van 16 maart 2020 tot en met 15 november 2020, waarin de verdachte herhaaldelijk contact heeft gezocht met het slachtoffer, ondanks dat deze had aangegeven geen contact meer te willen. De verdachte heeft handgeschreven brieven, bloemen en andere berichten naar het slachtoffer gestuurd, en zelfs een pamflet opgehangen in de hal van het flatgebouw waar het slachtoffer woonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige belaging, wat blijkt uit de aard, frequentie en intensiteit van zijn gedragingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de voorwaarde dat hij zich gedurende drie jaar moet onthouden van contact met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een vervangende hechtenis opgelegd van 50 dagen bij niet-naleving van de taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-322517-20
vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1964, te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. F. Folkers, advocaat te Gorinchem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 november 2020 [slachtoffer] heeft gestalkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte heeft bekend een aantal handgeschreven brieven naar aangeefster [slachtoffer] te hebben gestuurd en haar een aantal keren te hebben gebeld. Hij heeft ontkend de overige brieven, berichten, bloemen en kaartjes aan aangeefster te hebben gestuurd. Hij heeft aangegeven dat een kennis van hem, genaamd [kennis] , dat heeft gedaan. De officier van justitie acht dit door verdachte geschetste, alternatieve scenario over [kennis] ongeloofwaardig. De politie heeft onderzoek gedaan naar [kennis] en haar niet kunnen vinden. Verdachte heeft geen concrete aanwijzingen willen en/of kunnen geven over [kennis] . Er zijn geen bewijsmiddelen die dit alternatieve scenario ondersteunen en in het digitale dossier zitten concrete bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte zich juist voordeed als deze [kennis] . De officier van justitie acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte zelf is geweest die de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van verdachte dat hij wel de handgeschreven brieven heeft gestuurd en een aantal keren naar [slachtoffer] heeft gebeld, de processen-verbaal van bevindingen in het dossier en het digitaal onderzoek, waaruit onder meer volgt dat de bloemen vanaf de computer van verdachte zijn besteld en met zijn pinpas zijn betaald.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging wijst daarbij op de stellig ontkennende verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] heeft gestalkt. Hij heeft enkel een paar handgeschreven brieven geschreven aan haar en haar een aantal keren gebeld. De overige tenlastegelegde handelingen zijn gepleegd door [kennis] . Verdachte is te goeder trouw. Hij heeft [kennis] vrij toegang in zijn woning en daarmee ook in zijn computer gegeven. [kennis] had dus de mogelijkheid om de feiten te plegen. Daarom kan alleen wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte een aantal handgeschreven brieven heeft gestuurd en dat hij [slachtoffer] een aantal keren heeft gebeld. Deze handelingen zijn onvoldoende om te komen tot wettig en overtuigend bewijs voor stalking van [slachtoffer] . Voor stalking is namelijk vereist dat er een stelselmatige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer. De handelingen van verdachte zijn onvoldoende om te spreken van een dergelijke stelselmatige inbreuk. Bovendien bleef aangeefster zelf ook steeds contact met verdachte zoeken. Verdachte dient om die reden te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde stalking.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 november 2020 vier cadeaupakketjes (bloemstukken), zeventien brieven, waaronder een aantal handgeschreven brieven, een rouwkaart, meerdere e-mails, meerdere sms-berichten en WhatsAppberichten heeft ontvangen. Op 4 oktober 2020 is er in een vitrinekast in de centrale hal van het flatgebouw waar aangeefster woonde, een pamflet opgehangen met de tekst [slachtoffer] sexparadijs, voor al uw sexwensen,” met daarop het adres van aangeefster. Ook hebben bewoners van de flat waarin aangeefster [slachtoffer] woonde, diezelfde tekst in hun brievenbus ontvangen.
Verdachte heeft verklaard dat de handgeschreven brieven van hem zijn en dat hij inderdaad een aantal keren aangeefster heeft gebeld. Over de overige handelingen heeft hij verklaard dat die door [kennis] , een kennis van hem, zouden zijn verricht en heeft verdachte zijn betrokkenheid hierbij ontkend.
De rechtbank zal, gelet op deze verklaring van verdachte, hieronder nader ingaan op dit door verdachte geschetste alternatieve scenario dat [kennis] de overige brieven, berichten, bloemen en kaarten heeft gestuurd.
Het alternatieve scenario: [kennis]
Verdachte heeft verklaard dat [kennis] een vriendin is van zijn elf jaar eerder overleden vrouw. [kennis] zou woonachtig zijn in Frankrijk en, als zij in Nederland verbleef, in Gorinchem bij een vriendin verblijven.
Verdachte had [kennis] gedurende die periode van elf jaar niet meer gezien. Verdachte heeft verklaard dat hij medio april/mei 2020 ziek was. [kennis] had via via gehoord dat verdachte ziek was en kwam hem om die reden opzoeken. Zij is toen bij verdachte ingetrokken, heeft hem een periode van ongeveer vier weken verzorgd en had in die periode toegang tot de computer van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat er geen begin van aannemelijkheid is van het bestaan van ‘ [kennis] ’. Verdachte heeft desgevraagd geen contactgegevens over [kennis] willen en/of kunnen verstrekken. De politie heeft onderzocht of verdachte in zijn telefoon contactgegevens heeft van [kennis] , maar heeft deze niet aangetroffen. De politie heeft daarom geen nader onderzoek naar ‘ [kennis] ’ kunnen instellen. Het verhaal van verdachte dat [kennis] ineens na elf jaar bij hem op de stoep stond, nadat zij zou hebben gehoord dat hij ziek was, lijkt op voorhand onaannemelijk. Immers, hoe zou [kennis] die in Gorinchem zou verblijven, op de hoogte moeten zijn dat verdachte, die in [woonplaats] woont, ziek was en verzorging nodig heeft? Verdachte heeft geen verklaring hiervoor gegeven.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat [kennis] dit feit heeft gepleegd is, gelet op het voorgaande, niet verifieerbaar en ook anderszins niet aannemelijk geworden.
Daar komt nog bij dat de bewijsmiddelen verschillende aanwijzingen bevatten dat het verdachte zelf is die onder de naam van [kennis] contact met aangeefster heeft gezocht.
Zo maakt verdachte gebruik van hetzelfde telefoonnummer als waar [kennis] gebruik van zou hebben gemaakt. De rechtbank verwijst in dit kader naar pagina 27 van het proces-verbaal digitaal onderzoek, waarin vermeld staat dat verdachte op 8 juli 2020 sms-berichten krijgt van het telefoonnummer [telefoonnummer] van [kennis] . Op pagina 11 van het eindproces-verbaal staat vermeld dat aangeefster [slachtoffer] een sms ontvangt van ditzelfde telefoonnummer op dezelfde datum, 8 juli 2020, waarin verdachte een huwelijksaanzoek doet en dit aanzoek ondertekent met de woorden “Gr. [verdachte] .”
Ook komt er op het eigen e-mailadres van verdachte ( [e-mailadres 1] ) op 18 december 2020 een email met een Google-verificatiecode binnen voor het Google-account “ [e-mail adres 2] ”. Dit is niet te rijmen met de verklaring van verdachte bij zijn verhoor (op 22 december 2020) dat [kennis] eind april voor het laatst in zijn woning is geweest en zijn verklaring op 21 januari 2021 dat hij [kennis] niet meer heeft gesproken .
Bijna alle brieven zijn voorzien van een printlabel aan de voorzijde. Daarop staat: [slachtoffer] sexparadijs, of [slachtoffer] sex en escortservice, of Heroine hoer [slachtoffer] , met haar adres en in drie gevallen staat er nog "vertrouwelijk" boven. Daarnaast zit er op iedere brief dezelfde postzegel die afgestempeld is in Nieuwegein. Bijna alle brieven (op vier na) zijn aan de achterzijde op dezelfde wijze vastgeplakt. Ook de handgeschreven brieven in naam van [verdachte] (verdachte) zijn op dezelfde wijze vastgeplakt als de brieven van afzender ‘ [kennis] ’ (of van afzender ‘ [naam] ’).
Ten slotte merkt de rechtbank op dat er bloemen en een pakketje besteld zijn vanaf de computer van verdachte en dat deze ook met zijn pinpas zijn betaald. Niet valt in te zien dat [kennis] behalve over de computer van verdachte ook over zijn bankgegevens zou hebben beschikt. Het verhaal daarover van verdachte is uiterst ongeloofwaardig.
Tussenconclusie:
Dit alles maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte zich als [kennis] heeft voorgedaan en onder die naam heeft gehandeld.
Welke gedragingen kunnen worden bewezen?
Verdachte heeft bekend dat hij de handgeschreven brieven die aangeefster heeft ontvangen, heeft geschreven. Ook heeft hij een bekennende verklaring afgelegd dat hij haar meermalen heeft gebeld. Deze gedragingen kunnen dan ook, mede gelet op de aangifte, bewezen worden. De rechtbank, die hiervoor heeft vastgesteld dat verdachte zich heeft voorgedaan als [kennis] , acht ook bewezen dat alle door “ [kennis] ” ondertekende brieven van verdachte afkomstig zijn.
Over de gestuurde berichten overweegt de rechtbank dat de sms-berichten in het dossier in juli en augustus 2020 zijn gestuurd vanaf de telefoon van verdachte en dat hij daarin persoonlijke liefdesbetuigingen heeft gestuurd aan aangeefster. Ook zijn er diverse e-mailberichten aangetroffen in het dossier die zijn verstuurd vanaf de computer van verdachte naar aangeefster. Daarmee is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte is geweest die deze berichten heeft gestuurd.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de rouwkaart, het pamflet in het flatgebouw en de brieven aan de bewoners heeft gestuurd, ook al is daarop niet de naam [kennis] als afzender gebruikt. Zij acht hiertoe redengevend dat op de enveloppen van de door verdachte onder de naam ‘ [kennis] ’ geschreven brieven de woorden “ [slachtoffer] Sexparadijs” staan vermeld en deze bewoordingen exact hetzelfde zijn als de bewoordingen op de envelop en inhoud van het pamflet en de brieven, namelijk “ [slachtoffer] Sexparadijs”.
Over de gestuurde bloemen en het pakketje overweegt de rechtbank dat ook deze van verdachte afkomstig zijn. De bloemen en het pakketje zijn vanaf de computer van verdachte besteld en zijn ook door verdachte betaald.
Er is onvoldoende bewijs dat verdachte een dode cavia voor de deur van de woning van aangeefster heeft gelegd, nu alleen aangeefster daarover heeft verklaard en er geen ondersteunende bewijsmiddelen zijn voor dit feit.
Ook is er onvoldoende bewijs dat anderen naar aangeefster hebben gebeld in opdracht van verdachte, nu daarover in het dossier behalve de aangifte geen ondersteunende bewijsmiddelen zijn.
Tussenconclusie:
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bellen naar aangeefster [slachtoffer] , het sturen van berichten naar de telefoon van aangeefster [slachtoffer] , het sturen van meerdere bloemstukken en een pakketje, brieven en (rouw) kaarten naar aangeefster en het sturen en afleveren van een brief met de tekst “ [slachtoffer] Sexparadijs” en het adres van aangeefster [slachtoffer] naar de flatbewoners alsmede het ophangen van een pamflet met diezelfde tekst in de vitrinekast van de hal van het flatgebouw.
Is er sprake van stelselmatige belaging?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze door verdachte gepleegde gedragingen kwalificeren als belaging/stalking.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710 en HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Verdachte heeft in een periode van zeven maanden in totaal vier cadeaupakketjes (bloemstukken), zeventien brieven, waaronder een aantal handgeschreven brieven, een rouwkaart, meerdere e-mails, een veelvoud aan sms-berichten en WhatsAppberichten aan aangeefster gestuurd. Ook zijn de bewoners van de flat waar aangeefster woonde, betrokken geraakt. Verdachte deed dit in een periode nadat de relatie tussen hem en aangeefster was verbroken en hem op meerdere momenten door aangeefster en zelfs door de politie duidelijk was gemaakt dat hij geen contact meer met aangeefster moest zoeken. Desondanks bleef hij op verschillende manieren contact zoeken, variërend van liefdesbetuigingen tot de meest afschuwelijke aantijgingen, bedreigingen en verwensingen. Hij heeft zijn toenadering ook breder getrokken, door bewoners van de flat waar aangeefster woonde te benaderen en in die flat nare berichten over haar te verspreiden. Dit maakt dat de aard en intensiteit van de gedragingen en de invloed op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster zodanig zijn dat sprake is van stelselmatige belaging.
De rechtbank volgt de verdediging niet waar zij stelt dat aangeefster zelf ook veelvuldig contact met verdachte heeft gezocht. Het dossier biedt daarvoor geen aanknopingspunten voor zover het de ten laste gelegde periode betreft. En zelfs indien aangeefster verdachte in die periode wél zou hebben benaderd zou dit het handelen van verdachte niet rechtvaardigen, alleen al gezien de hiervoor benoemde strekking en inhoud van de brieven en berichten.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode van 16 maart 2020 tot en met 15 november 2020 aan stalking van [slachtoffer] heeft schuldig gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 november 2020, te Breda, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij,
- die [slachtoffer] (telefonisch) lastig gevallen door haar op haar mobiele telefoon op te bellen en
- die [slachtoffer] (telefonisch) lastig gevallen door haar meerdere (WhatsApp-)berichten te sturen (naar haar mobiele telefoon) en
- die [slachtoffer] meerdere bloemstukken en een pakketje en brieven en (rouw-)kaarten gestuurd en/of laten bezorgen en
- brieven gestuurd naar en/of afgeleverd bij een groot aantal buurtbewoners van die [slachtoffer] en bevestigd in een - in de hal van het flatgebouw (alwaar die [slachtoffer] woonachtig is) aanwezige - vitrinekast, welke brieven waren voorzien van de tekst: ' [slachtoffer] sexparadijs' (daarbij doelende op die [slachtoffer] ) en daarbij/daarop het woonadres van die [slachtoffer] vermeld.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een taakstraf van 100 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar. De officier van justitie vordert voorts een contactverbod met aangeefster volgens artikel 38v Sr voor drie jaar. Zij vordert vervangende hechtenis van 1 week per overtreding van het contactverbod en vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, indien verdachte schuldig wordt verklaard, toepassing van artikel 9a Sr of oplegging van een voorwaardelijke straf passend is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn gezondheid. Het contactverbod acht de verdediging niet noodzakelijk omdat verdachte, zoals hij ter zitting ook heeft verklaard, geen contact meer zal zoeken met aangeefster.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende zeven maanden schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster [slachtoffer] . Al rond 16 maart 2020 heeft aangeefster aangegeven geen contact meer te willen met verdachte maar hij bleef contact zoeken met haar. In april en mei 2020 stuurde verdachte verschillende bloemstukken. Op 13 mei 2020 heeft de wijkagent een stopgesprek met verdachte gevoerd. Dit was nog steeds geen reden om te stoppen. Nadat aangeefster een nieuw telefoonnummer nam in juli 2020, kreeg zij meerdere brieven. Deze brieven bevatten vele scheldwoorden gericht aan aangeefster en er werden grove seksueel getinte opmerkingen in de brieven gemaakt. Zo kreeg zij een rouwkaart met daarop de tekst “je gaat eraan hoer.” Ook heeft verdachte op 4 oktober 2020 een pamflet opgehangen in de hal van de flat waar [slachtoffer] woonde met de tekst “ [slachtoffer] sexparadijs voor al uw sexwensen” met daarop het adres van aangeefster. Hij heeft ook andere flatbewoners een brief met deze tekst gestuurd. Ook hebben de ouders van aangeefster een viertal brieven ontvangen waarin dreigende teksten en ook grove seksueel getinte opmerkingen over aangeefster werden vermeld.
Verdachte heeft door zijn handelwijze een forse inbreuk gemaakt op de privacy van aangeefster waarbij hij haar ernstig in verlegenheid heeft gebracht door ook derden, waaronder flatbewoners en haar ouders , berichten te sturen die uiterst grievend zijn voor aangeefster.
Verdachte heeft volstrekt onacceptabel en respectloos gedrag vertoond. Stelselmatige inbreuk op iemands privacy en integriteit raakt immers direct aan de persoonlijkheid en het welbevinden van de belaagde en kan tot psychische problemen leiden. Verdachte heeft dit miskend en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen belangen en emoties. En dat alleen om, zoals hij zelf ter zitting zei, antwoord te krijgen op de vraag waarom de relatie door haar werd beëindigd en omdat hij nog gevoelens voor haar had, zonder daarbij rekening te houden met de gevolgen van zijn handelen. De berichten die verdachte stuurde uit zijn eigen naam, bevatten liefdevolle teksten. Hij verzon echter een derde, [kennis] , en stuurde ook uit haar naam brieven waarin heel grievende, grove seksueel getinte opmerkingen en bedreigingen stonden. De rechtbank vindt dit obsessieve gedrag erg zorgwekkend en rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft niet ingezien welk effect zijn handelen had op aangeefster. Ook ter zitting is niet gebleken dat hij zich realiseert hoeveel impact het feit op haar heeft gehad.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank onder meer rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Hoewel de reclassering in het rapport van 9 maart 2021 het recidiverisico als laag heeft inschat en verdachte daar heeft toegezegd geen contact meer te zoeken met aangeefster, heeft verdachte de afgelopen periode tot aan de zitting nog steeds meermalen contact gezocht met aangeefster.
De rechtbank heeft ernstige zorgen over de obsessie die verdachte voor aangeefster heeft. De rechtbank acht het daarom van belang dat iedere vorm van contact tussen verdachte en aangeefster moet worden voorkomen. Dat is ook reden geweest voor de rechtbank om verdachte op zitting de belofte te laten doen dat hij op geen enkele wijze meer - direct of indirect - contact zal zoeken met aangeefster.
Ondanks die belofte ziet de rechtbank reden tot het opleggen van een contactverbod ex artikel 38v Sr voor drie jaar, om verdachte te bevelen zich te onthouden van contact met aangeefster. Deze maatregel zal dadelijk uitvoerbaar worden verklaard omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens aangeefster. Zoals hiervoor overwogen, zoekt hij nog steeds contact en de rechtbank wil dat voorkomen. Indien verdachte zich niet houdt aan deze voorwaarde, kan hem per overtreding van de voorwaarde 1 week hechtenis worden opgelegd.
Naast dit contactverbod vindt de rechtbank dat ook een straf moet worden opgelegd. Normaliter worden voor dergelijke feiten, zeker bij first offenders, forse taakstraffen opgelegd, al dan niet aangevuld met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de lichamelijke toestand van verdachte, het feit dat hij nu in een rolstoel zit en nog immer gezondheidsproblemen heeft, zal de rechtbank de duur van de taakstraf enigszins matigen en een taakstraf opleggen van 100 uren. Daar moet het voorarrest van worden afgetrokken naar rato van 2 uur per dag. Verdachte is voor 3 dagen in verzekering gesteld, waarvan hij (in verband met zijn gezondheidstoestand) het grootste deel in “thuisarrest” heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het daarnaast nog opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat aan verdachte al een contactverbod zal worden opgelegd met daaraan verbonden een week hechtenis per overtreding daarvan. Dat is in deze zaak het middel om het gevaar voor herhaling te beperken en de rechtbank acht dit voldoende

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 3 dagen, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
drie jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1971;
- beveelt dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. M. Diepenhorst en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 september 2022.
Mr. Breeman en mr. Maandag zijn niet in de gelegenheid het vonnis te ondertekenen.