Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. De inspecteur had op 8 januari 2020 uitspraak gedaan op dit bezwaar, waartegen de belanghebbende in beroep ging.
Tijdens een regiezitting op 7 juni 2021 is besproken dat de rechtbank geen aanleiding zag om de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van de Deka-zaak in hoger beroep. De rechtbank heeft vervolgens het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende, met een beroep op het Unierecht, ten onrechte stelde recht te hebben op teruggaaf van dividendbelasting, omdat hij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi).
De rechtbank heeft verder overwogen dat, gezien het overgangsrecht van de wet Overige fiscale maatregelen 2008, voor teruggaafverzoeken met betrekking tot boekjaren vanaf 1 januari 2008 het regime van de afdrachtvermindering van belang is. De Hoge Raad heeft eerder beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Aangezien er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat, heeft de belanghebbende ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, waar partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep kunnen instellen.