ECLI:NL:RBZWB:2022:528

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4771
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. De inspecteur had op 8 januari 2020 uitspraak gedaan op dit bezwaar, waartegen de belanghebbende in beroep ging.

Tijdens een regiezitting op 7 juni 2021 is besproken dat de rechtbank geen aanleiding zag om de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van de Deka-zaak in hoger beroep. De rechtbank heeft vervolgens het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende, met een beroep op het Unierecht, ten onrechte stelde recht te hebben op teruggaaf van dividendbelasting, omdat hij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi).

De rechtbank heeft verder overwogen dat, gezien het overgangsrecht van de wet Overige fiscale maatregelen 2008, voor teruggaafverzoeken met betrekking tot boekjaren vanaf 1 januari 2008 het regime van de afdrachtvermindering van belang is. De Hoge Raad heeft eerder beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Aangezien er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat, heeft de belanghebbende ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, waar partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep kunnen instellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/4771
uitspraak van 3 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] (Verenigd Koninkrijk),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 8 januari 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing van het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016.
Zitting
Een regiezitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie op 21 juni 2021 naar partijen is verzonden. Na afronding van het vooronderzoek is het onderzoek ter zitting ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

Vooraf: geen aanhouding
Zoals tijdens de regiezitting aan de orde is gekomen, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om zaken zoals de onderhavige aan te houden in afwachting van duidelijkheid in de zogenoemde Deka-zaak in hoger beroep. In wat belanghebbende in de nadere motivering van het beroep aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarop terug te komen.
Inhoudelijk
2.1.
Belanghebbende heeft – kort gezegd – gesteld, met een beroep op het Unierecht, dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat belanghebbende vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi).
2.2.
Gezien het overgangsrecht van artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 [1] , is – kort gezegd – voor teruggaafverzoeken met betrekking tot de boekjaren vanaf het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2008 het regime van de afdrachtvermindering [2] van belang.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat het teruggaafverzoek terecht is afgewezen, reeds gelet op het volgende. De Hoge Raad heeft beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door de omstandigheid dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen, in verband met het gegeven dat zij in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. [3]
2.4.
Aangezien geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft belanghebbende evenmin recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
2.5.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 3 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Stb. 2007, 563.
2.Artikel 11a van de Wet op de dividendbelasting 1965.