In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een buitenlandse belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de teruggaaf van dividendbelasting. De belanghebbende, gevestigd in Duitsland, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een regiezitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021, maar dat het onderzoek ter zitting achterwege is gebleven. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, omdat de Hoge Raad eerder heeft geoordeeld dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Dit betekent dat de belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting en ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.