ECLI:NL:RBZWB:2022:5252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
BRE-21_4319
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 29 september 2021, waarin het bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk was verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Na een brief van de heffingsambtenaar op 10 december 2021, waarin werd aangegeven dat de naheffingsaanslag was vernietigd, trok de belanghebbende het beroep in en verzocht om vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar stelde dat er geen proceskosten vergoed konden worden op basis van het Besluit Proceskosten bestuursrecht, omdat het beroepschrift niet was ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. De rechtbank heeft vervolgens op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel de heffingsambtenaar tegemoet was gekomen aan het beroep van de belanghebbende, er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De belanghebbende had verzocht om een vergoeding van € 20,- aan andere kosten, maar deze kosten waren niet gespecificeerd. De rechtbank wees erop dat de heffingsambtenaar wel verplicht was om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4319

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , [land] , belanghebbende

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 29 september 2021, verzonden op 4 oktober 2021, betreffende de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Bij brief van 10 december 2021, verzonden op 13 december 2021, heeft de heffingsambtenaar laten weten alsnog aan het bezwaar tegemoet te komen en de naheffingsaanslag vernietigd te hebben.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De heffingsambtenaar heeft de rechtbank meegedeeld dat er naar zijn mening geen proceskosten te vergoeden zijn op basis van het Besluit Proceskosten bestuursrecht.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de heffingsambtenaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende.
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van € 20,- aan andere kosten en heeft daarbij aangegeven dat dit gaat om “
brief, post, kosten”. Ondanks hiertoe te zijn uitgenodigd heeft belanghebbende deze kosten niet gespecificeerd.
De heffingsambtenaar is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb.
De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Belanghebbende zal zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 9 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.