ECLI:NL:RBZWB:2022:5249
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingaanslagen en verzuimboetes over de jaren 2012 tot en met 2015
Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2012 tot en met 2015. De inspecteur van de belastingdienst had de bezwaren van belanghebbende in de uitspraak op bezwaar van 23 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet tijdig waren ingediend. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk waren verklaard. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet. De rechtbank stelde vast dat de dagtekeningen van de aanslagen respectievelijk 25 juni 2014, 8 juli 2015, 21 december 2016 en 6 juni 2018 waren, en dat de bezwaartermijn voor de laatste aanslag op 18 juli 2018 eindigde. Het bezwaarschrift van belanghebbende, gedateerd op 23 juli 2021, was dus buiten de bezwaartermijnen ingediend.
Belanghebbende stelde dat hij de aanslagen niet had ontvangen, maar de rechtbank concludeerde dat de inspecteur de aanslagen op de juiste wijze had bekendgemaakt. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat hij tijdig een adreswijziging had doorgegeven aan de Belastingdienst. Daarom was de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren terecht. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees ook het verzoek om ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen af, omdat deze verzoeken niet binnen de wettelijk vereiste termijn waren ingediend. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.