ECLI:NL:RBZWB:2022:5246

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
BRE-21_5423
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014

Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroepschrift dat is ingediend naar aanleiding van een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. De belanghebbende had gereageerd op een kennisgeving van de inspecteur over een vervallen uitstel van betaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 24 september 2018 was, en dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 5 november 2018. Het beroepschrift is echter pas op 25 oktober 2021 door de inspecteur ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft de belanghebbende gevraagd om redenen voor de termijnoverschrijding, maar deze zijn niet gegeven. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken. De rechtbank heeft op basis van artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5423

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen

[naam] , uit [plaats] , belanghebbende

(gesteld gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Namens belanghebbende is bij brief met dagtekening 21 oktober 2021 naar de inspecteur gereageerd op een door hem ontvangen brief
Kennisgeving vervallen uitstel van betalingmet betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014 met aanslagnummer [aanslagnummer] . Omdat er op 24 september 2018 uitspraak op een ingediend bezwaar tegen deze aanslag is gedaan, heeft de inspecteur de brief van 21 oktober 2021 aangemerkt als een beroepschrift en het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het beroepschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 24 september 2018 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 5 november 2018.
Het beroepschrift is bij de inspecteur ontvangen op 25 oktober 2021. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
De griffier heeft gevraagd om de redenen voor de termijnoverschrijding. Dit is nogmaals gedaan bij aangetekende brief van 28 juni 2022 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het namens belanghebbende opgegeven adres.
Namens belanghebbende is geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 9 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.