ECLI:NL:RBZWB:2022:5245
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging
Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen de inspecteur van de belastingdienst en een belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 januari 2022, met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. Het beroep is bij de rechtbank Oost-Brabant ingesteld, maar deze rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat deze rechtbank bevoegd is om het beroep te behandelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde van de belanghebbende geen machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens de belanghebbende beroep in te stellen. De rechtbank heeft de gemachtigde herhaaldelijk verzocht om dit verzuim te herstellen, maar de gemachtigde heeft binnen de gestelde termijnen geen machtiging ingediend. Hierdoor kon de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.