ECLI:NL:RBZWB:2022:5240

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
BRE 21-3845_tm_3847
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WOZ-beschikking en lokale heffingen

Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De zaak betreft een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar dat de belanghebbende had ingediend tegen de WOZ-beschikking van 17 februari 2021, evenals tegen aanslagen voor lokale heffingen. De belanghebbende had op 1 april 2021 bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk ongegrond was, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank legde uit dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de beschikking. Aangezien het bezwaarschrift pas op 7 april 2021 door de heffingsambtenaar was ontvangen, was het niet tijdig ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen verontschuldiging was voor de termijnoverschrijding en dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Daarnaast verklaarde de rechtbank zich onbevoegd voor zover het beroep gericht was tegen de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar om de WOZ-beschikking niet te verminderen. De rechtbank wees ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de redelijke behandeltermijn niet was overschreden. De rechtbank droeg de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland op om de stukken in behandeling te nemen als een bezwaar tegen de aanslag van 31 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/3845 tot en met 21/3847

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaken tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Bij beschikking krachtens de wet waardering onroerende zaken van 17 februari 2021, afgegeven door de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland (hierna: de Samenwerking), is de waarde van de panden [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] te [plaats] vastgesteld (hierna: de WOZ-beschikking). In hetzelfde biljet zijn de aanslagen afvalstoffenheffing, onroerende zaakbelasting en rioolheffing bekend gemaakt. Bij aanslagbiljet van 31 maart 2021, afgegeven door Sabewa Zeeland, zijn voor diezelfde panden de aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing bekend gemaakt.
Belanghebbende heeft bij brief van 1 april 2021 bij Sabewa Zeeland bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift heeft belanghebbende gesteld bezwaar te maken tegen de
“WOZ/OZB 2021 én uitdrukkelijk ook alle andere aanverwante/gerelateerde lokale heffingen en belastingen, onder welke titel dan ook”.
Sabewa Zeeland heeft het bezwaarschrift doorgezonden naar de Samenwerking. In de uitspraak op bezwaar van 26 juli 2021, verzonden op 29 juli 2021, is het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk ongegrond is.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de heffingsambtenaar is ontvangen. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de bezwaartermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het bezwaarschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
WOZ-beschikking
Vast staat dat de dagtekening van de WOZ-beschikking 17 februari 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft het bezwaarschrift, met dagtekening 1 april 2021 met de post verstuurd. Op de enveloppe staat geen (leesbaar) poststempel. Het bezwaarschrift is bij de heffingsambtenaar ontvangen op 7 april 2021.
Dat is niet op de eerste of tweede werkdag na afloop van de bezwaartermijn. Gelet op de dagtekening van het bezwaarschrift is ook niet aannemelijk dat het bezwaarschrift vóór 1 april 2021 is verzonden. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
De heffingsambtenaar heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn daarom kennelijk ongegrond.
Ambtshalve beslissing
Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing van de heffingsambtenaar om de WOZ-beschikking niet ambtshalve te verminderen, verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om een beslissing op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen in verbinding met artikel 231 van de Gemeentewet. Een dergelijke beslissing is niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
Aanslagbiljet van 31 maart 2021
Voor zover het beroep is gericht tegen de aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing oordeelt de rechtbank als volgt.
Uit de stukken is komen vast te staan dat er nog geen uitspraak op bezwaar is gedaan voor zover het bezwaar betrekking heeft op deze aanslagen.
Nu eerst de bezwaarfase moet worden afgerond, moet de rechtbank de stukken op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Die mededeling is hierbij gedaan.
Belanghebbende heeft tevens verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd voor zover de beroepen zijn gericht tegen de ambtshalve beslissing;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af;
- draagt de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland op de stukken in behandeling te nemen als een bezwaar tegen de aanslag van 31 maart 2021.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 9 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.