ECLI:NL:RBZWB:2022:5157

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
02-066279-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Professioneel uitgevoerde ramkraken door Roemeense verdachten in Breda

Op 6 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groep van vijf Roemeense verdachten die betrokken waren bij twee ramkraken in Breda. De verdachten hebben een goed voorbereid plan uitgevoerd, waarbij zij een voertuig hebben gestolen, dit voertuig hebben voorzien van gestolen kentekenplaten en vervolgens twee winkels hebben beroofd van dure elektronische apparatuur, waaronder mobiele telefoons, tablets en laptops. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 23 augustus 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte diefstal met braak en het gebruik van een gestolen voertuig bij de inbraken.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, gebaseerd op getuigenverklaringen van medeverdachten en het aantreffen van de gestolen goederen in de vluchtauto. De verdediging voerde aan dat er geen concreet bewijs was dat de verdachte bij de ramkraken aanwezig was, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachten voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten, de professionele uitvoering van de ramkraken en het strafblad van de verdachte in Roemenië. Daarnaast werd de benadeelde partij, die schade had geleden door de inbraken, gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een schadevergoeding van € 6.207,09 voor materiële schade. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk, zodat dit deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-066279-22
vonnis van de meervoudige kamer van 6 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Alphen aan den Rijn
raadsman mr. M.I. L'Ghdas, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen bij een inbraak op een bedrijfsterrein een bestelauto, twee kentekenplaten en witte T-shirts heeft weggenomen en dat hij met die weggenomen bestelauto vervolgens met anderen ramkraken heeft gepleegd bij de [benadeelde 1] te Breda en bij [benadeelde 2] te Breda, waarbij een grote hoeveelheid elektrische apparatuur werd weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangiftes en het proces-verbaal van bevindingen. Uit dat proces-verbaal blijkt dat ook verdachte is aangehouden in de vluchtauto en dat in die vluchtauto ook de weggenomen goederen bij de ramkraken, de T-shirts van [benadeelde 3] en de weggenomen kentekenplaten werden aangetroffen. Voorts heeft de officier van justitie nog gewezen op de op de zitting van 23 augustus 2022 afgelegde getuigenverklaringen door de vier medeverdachten, die verklaren dat ook verdachte aan de ramkraken heeft deelgenomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat vrijspraak dient te volgen omdat concreet bewijs ontbreekt. Daarbij heeft de verdediging er op gewezen dat aangetroffen sporen niet aan verdachte kunnen worden gelinkt. Zo zou volgens de verdediging uit schoensporen of dactyloscopische sporen niet blijken dat verdachte bij die ramkraken aanwezig is geweest. Daarnaast blijkt ook uit de telefoongegevens niet dat hij daar is geweest en is op de videobeelden van de ramkraken niemand te herkennen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat de vier feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Naast de vier aangiftes en het aantreffen van de vijf verdachten, waaronder ook verdachte [verdachte] , in de vluchtauto met daarin ook de weggenomen goederen, hebben alle vier de medeverdachten onder ede verklaard dat verdachte heeft deelgenomen aan de inbraken en de ramkraken. Bij de rechtbank is er dan ook geen enkele twijfel dat verdachte één van de daders is geweest. Het feit dat er geen sporen zijn aangetroffen die aan verdachte kunnen worden gelinkt, wil naar het oordeel van de rechtbank niet zeggen dat verdachte niet op de plaats van het delict is geweest.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 15 maart 2022 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, telefoons en laptops/tablets, (totaal ter waarde van 37.903,00 Euro), die aan [benadeelde 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
hebben verschaft door middel van braak;
2
op 15 maart 2022 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, Iphones/telefoons en
Macbooks/laptops, die aan [benadeelde 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3
in de periode van 14 maart 2022 tot en met 15 maart 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, een bestelauto (Ford Transit connect, kenteken [kenteken 1] ), die aan [benadeelde 4] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4
in de periode van 14 maart 2022 tot en met 15 maart 2022 te [plaats] uit een loods, tezamen en in vereniging met anderen, twee kentekenplaten (kenteken [kenteken 2] en zes witte T-shirts (met label [label] ), die aan [benadeelde 3] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen 4 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat in deze zaak sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim en de raadsman heeft zich met betrekking tot dat verweer aangesloten bij hetgeen door mr. J.G.T. Stapelbroek-Klooken is aangevoerd in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte] . Dit verweer komt er op neer dat verzocht is om in het voordeel van verdachte rekening te houden met dat vormverzuim en op grond daarvan tot een aanzienlijke strafvermindering te komen. Aangevoerd is dat er sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de auto waarin verdachte zat, omdat er op dat moment sprake zou zijn geweest van verdachte situaties, namelijk betrokkenheid bij vermogensdelicten en mobiel banditisme en dat vervolgens op grond van 5:19 Awb in combinatie met 2.44 van [naam] er een onderzoek heeft plaatsgevonden in die auto. De verdediging heeft daarbij gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2018 ECLI:NL:HR:2018:487 waaruit blijkt dat het onderzoeken van voertuigen op grond van 5:19 Awb onrechtmatig is, als er sprake is van opsporing in de zin van artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering.
Voorts was het volgens de verdediging niet zo dat de ramkraken op een professionele manier werden uitgevoerd en waren er geen aanknopingspunten voor mobiel banditisme. De verdediging heeft er ook op gewezen dat de bewezenverklaarde feiten moeten worden gezien als één feitencomplex, omdat ze binnen korte tijd werden gepleegd bij twee tegenover elkaar liggende winkels. Tot slot heeft de verdediging nog gevraagd rekening te houden met de persoonlijke situatie van verdachte. Onlangs is zijn moeder overleden en heeft hij geen afscheid van haar kunnen nemen en ook is hij vader en kostwinner van zijn gezin in Roemenië.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het gestelde vormverzuim
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2022 (PV aanleiding) heeft de rechtbank geconstateerd dat, voorafgaand aan de doorzoeking van de auto waarin de verdachten zaten (de Mercedes met het kenteken [kenteken 3] ), sprake was van de volgende omstandigheden:
- verbalisanten kregen een ANPR-hit met de omschrijving:
Controle van genoemd voertuig met Frans kenteken [kenteken 3] :controle GVK0 onbekend vaststellen identiteit inzittenden. Betrokken bij mobiel banditisme handelen naar bevoegdheden (kunst van het controleren) [nummer] ;
  • op grond van de Wegenverkeerswet 1994 is de bestuurder een stopteken gegeven en werd van de bestuurder zijn rijbewijs gevorderd. De bestuurder heeft daarop te kennen gegeven dat hij geen rijbewijs had;
  • van de politiemeldkamer kreeg verbalisant vervolgens te horen dat de bestuurder mogelijk deel uit maakt van een mobiele dadergroep die zich schuldig maken aan vermogensdelicten;
  • op grond van artikel 8 van de Politiewet is vervolgens van de overige inzittenden een geldig identiteitsbewijs gevorderd;
  • van de politiemeldkamer kwam desgevraagd de informatie “dat het genoemde voertuig in combinatie met genoemde personen (de inzittenden) voorkwamen ter zake verdachte situaties en aandacht vestigingen met betrekking tot mobiel banditisme. Dat er bij deze controles goederen waren aangetroffen die gebruikt worden voor vermogensdelicten, zoals breekijzers en kniptangen en dat er politie informatie uit het buitenland bekend was met betrekking tot vermogensdelicten en vuurwapens”.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat uit het gericht signaleren van het voertuig in de ANPR om te achterhalen wie de inzittenden zijn, vanwege het voorkomen ter zake verdachte situaties van de inzittenden bij mobiel banditisme, in combinatie met het opvragen van de aanvullende informatie omtrent de inzittenden bij de meldkamer na staandehouding, blijkt dat de politie al gericht bezig was met een strafrechtelijk onderzoek naar verdachte.
De omstandigheden om aan te nemen dat deze verdachte zich met mobiel banditisme bezig hield waren zodanig concreet dat de bevoegdheidsuitoefening daarom op dat moment uitsluitend kon worden aangemerkt als strafrechtelijke opsporing in de zin van artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering. Het doorzoeken van de auto van de verdachten op grond van 5:19 Abw in combinatie met 2.44 van [naam] is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onrechtmatig geweest.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit vormverzuim niet dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en ook niet tot bewijsuitsluiting. De rechtbank heeft immers kunnen constateren dat de betreffende auto niet geregistreerd stond, het was een zogenaamde spookauto, en daarom ook niet op naam stond van één van de inzittenden. Voorts zijn in die auto geen privacygevoelige goederen aangetroffen en zijn daarom de verdachten slechts in zeer beperkte mate door het vormverzuim in hun belangen geschaad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit vormverzuim enkel dient te leiden tot strafvermindering en de rechtbank zal dit dan ook bij het bepalen van de hoogte van de straf mee laten wegen.
Verdachte en de medeverdachten hebben in de nacht van 14 op 15 maart 2022 uitvoering gegeven aan een naar het oordeel van de rechtbank vooraf goed voorbereid en professioneel uitgevoerd plan. De verdachten hebben namelijk een geschikt voertuig gezocht en weggenomen, zij hebben dit voertuig voorzien van gestolen kentekenplaten en met dit voertuig hebben zij twee ramkraken gepleegd. Deze ramkraken vonden plaats in twee tegenover elkaar liggende winkels in Breda, waar dure apparatuur, te weten mobiele telefoons, tablets en laptops werden verkocht. Op deze manier konden de verdachten in zeer korte tijd een groot aantal waardevolle producten buit maken en was het hun bedoeling om vervolgens met die buit direct naar Roemenië af te reizen om daar van de opbrengst te kunnen profiteren.
Dat de verdachten daarbij in de betreffende winkels een enorme schade hadden veroorzaakt liet hen volstrekt koud. Het is ook door dit soort ramkraken dat de eigenaren van winkels met dure artikelen genoodzaakt zijn om fors te investeren op de beveiliging van winkels en torenhoge premies moeten betalen om goederen te verzekeren. Hierdoor is het niet alleen de ondernemer die wordt gedupeerd, maar uiteindelijk ook de consument in het algemeen.
Voor een enkele ramkraak is in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf genoemd van twaalf maanden. In het onderhavige geval was er sprake van twee professioneel uitgevoerde ramkraken en daarnaast nog twee gekwalificeerde diefstallen. Ook is de rechtbank van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat de verdachten speciaal naar Nederland waren gekomen om deze feiten te plegen en op deze manier snel geld te verdienen.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte in Roemenië een fors strafblad heeft en in het verleden in Roemenië vele malen eerder is veroordeelde tot (langdurige) onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen voor met name vermogensdelicten. Ook laat de rechtbank de proceshouding van verdachte zoals de rechtbank die tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft ervaren, in zijn nadeel meewegen.
Dit maakt dat een straf, zoals die door de officier van justitie tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gevorderd, naar het oordeel van de rechtbank op zich niet onredelijk is. Wel zal de rechtbank daarbij nog mee laten wegen hetgeen zij hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de geconstateerde vormfout en is naar haar oordeel, de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking nemend, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden een passende straf.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 30.781,= voor feit 3, waarvan € 10.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat het hier gaat om een inbraak in een bedrijfspand en dat ook bij een dergelijk feit niet kan worden uitgesloten dat deze gebeurtenis grote indruk heeft gemaakt op de benadeelde [benadeelde 4] . Het is echter voor de rechtbank zeer lastig om te bepalen in hoeverre bepaalde klachten het gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit en de rechtbank is dan ook van oordeel dat verdere behandeling van het immateriële deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op zal leveren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De door de benadeelde gevorderde materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een totaalbedrag van € 6.207,09. Het gaat daarbij om de schade aan de poort voor een bedrag van € 2.748,= (excl.btw), de schade aan een kabel € 382,01 (excl.btw) en de waardevermindering van de Ford Connect voor een bedrag van € 2.500,=.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Met betrekking tot de gevorderde schade betreffende de 2 medewerkers die het terrein niet mochten verlaten is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gevorderde schade betreffende de schade aan de bestelbus Hyundai A350, gestolen gereedschappen, gemiste inkomsten van [benadeelde 4] en schade aan gebouwen (eigen risico) is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het onder 3 bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen materiële schade tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3 en 4, telkens:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
 kleding (pagina 235 van het beslagdossier);
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van
€ 6.207,09aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] (feit 3),
€ 6.207,09te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 66 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. A.L. Hoekstra en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 september 2022.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.