ECLI:NL:RBZWB:2022:5154

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
02-065946-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Professioneel uitgevoerde ramkraken door Roemeense verdachten in Breda

Op 6 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groep van vijf Roemeense verdachten. De verdachten hebben een goed voorbereid plan uitgevoerd waarbij zij een voertuig hebben gestolen, dit voertuig hebben voorzien van gestolen kentekenplaten en vervolgens twee ramkraken hebben gepleegd in winkels in Breda. Tijdens deze ramkraken zijn dure elektronische apparatuur, zoals mobiele telefoons, tablets en laptops, gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes van de benadeelden als bewijs gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, ondanks het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van braak of verbreking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor materiële schade, maar de vordering voor immateriële schade is niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast en de teruggave aan de rechthebbenden bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-065946-22
vonnis van de meervoudige kamer van 6 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. J.G.T. Stapelbroek-Klooken, advocaat te Arnhem

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen bij een inbraak op een bedrijfsterrein een bestelauto, twee kentekenplaten en witte T-shirts heeft weggenomen en dat hij met die weggenomen bestelauto vervolgens met anderen ramkraken heeft gepleegd bij de [winkel 1] te Breda en bij [winkel 2] te Breda, waarbij een grote hoeveelheid elektrische apparatuur werd weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde is door de verdediging aangevoerd dat verdachte toegang heeft verkregen tot het terrein waar de Ford Transit stond, door het openen van de elektrische poort en dat daarbij geen braakschade aan de poort is toegebracht. Ook met betrekking tot de onder 4 weggenomen kentekenplaten heeft de verdediging aangevoerd dat dat niet door braak of verbreking is gebeurd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van de vier tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 23 augustus 2022 en bij de politie op 18 juli 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte namens [winkel 1] van 15 maart 2022 (pagina 205) van het eind proces-verbaal;
  • het proces-verbaal van aangifte namens [winkel 2] van 15 maart 2022 (pagina 209) van het eind proces-verbaal;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] van 15 maart 2022 (pagina 211) van het eind proces-verbaal;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 15 maart 2022 (pagina 215) van het eind proces-verbaal;
  • het geschrift, te weten een factuur van [bedrijf] van 25 maart 2022 betreffende schadeherstel uitgevoerd op 15-03-2022 en 18-03-2022 aan de motorbehuizing BG poort.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat bij de feiten 3 en 4 geen sprake zou zijn van braak of verbreking is de rechtbank van oordeel dat uit de door [benadeelde] en [benadeelde 2] gedane aangiftes gebleken is dat in beide gevallen sprake was van braak. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 220 van het eind-proces-verbaal blijkt ook dat de kap van de besturingsinstallatie van de elektronisch poort eraf was gehaald en dat de toegangsdeur van de door [benadeelde 2] gehuurde loods braakschade had. Dat schade was toegebracht aan de elektrische poort [benadeelde] blijkt ook uit de factuur die [benadeelde] daarvoor heeft ontvangen van [bedrijf] en die als onderbouwing is gevoegd bij de vordering van de benadeelde partij van [benadeelde] . De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat ook de tenlastegelegde braak onder de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 15 maart 2022 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, telefoons en laptops/tablets, (totaal ter waarde van 37.903,00 Euro), die aan [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
hebben verschaft door middel van braak;
2
op omstreeks 15 maart 2022 te Breda tezamen en in vereniging met anderen Iphones/telefoons en Macbooks/laptops, die aan [winkel 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3
in de periode van 14 maart 2022 tot en met 15 maart 2022 te Strijbeek, gemeente Alphen-Chaam tezamen en in vereniging met anderen een bestelauto (Ford Transit connect, [kenteken 3] ) die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4
in de periode van 14 maart 2022 tot en met 15 maart 2022 te [plaats] , gemeente Alphen-Chaam uit een loods, tezamen en in vereniging met anderen, twee kentekenplaten (kenteken [kenteken 1] ) en zes, witte T-shirts (met label [benadeelde 2] ), die aan [benadeelde 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met een aantal punten. Allereerst is door de verdediging verzocht om in het voordeel van verdachte rekening te houden met een vormverzuim en op grond daarvan tot een aanzienlijke strafvermindering te komen. De verdediging is van mening dat er sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de auto waarin verdachte zat, omdat er op dat moment sprake zou zijn geweest van verdachte situaties, namelijk betrokkenheid bij vermogensdelicten en mobiel banditisme en dat vervolgens op grond van 5:19 Awb in combinatie met 2.44 van [naam] er een onderzoek heeft plaatsgevonden in die auto. De verdediging heeft gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2018 ECLI:NL:HR:2018:487 waaruit blijkt dat het onderzoeken van voertuigen op grond van 5:19 Awb onrechtmatig is, als er sprake is van opsporing in de zin van artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering.
Voorts heeft de verdediging verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de situatie waaronder de feiten zijn gepleegd, namelijk dat de feiten als het ware in één gebeurtenis hebben plaatsgevonden. Ook zijn er naar de mening van de verdediging onvoldoende aanknopingspunten voor mobiel banditisme. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat niet is gebleken dat verdachte samen met de medeverdachten een door diverse landen rondtrekkende bende heeft gevormd die enkel uit was op het plegen van vermogensdelicten.
Tot slot is door de verdediging aandacht gevraagd voor de persoonlijke situatie van verdachte, te weten dat verdachte een first offender is en dat zijn een moeder een slechte gezondheid heeft en steeds verder achteruit gaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het gestelde vormverzuim
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2022 (PV aanleiding) heeft de rechtbank geconstateerd dat, voorafgaand aan de doorzoeking van de auto waarin de verdachten zaten (de Mercedes met het kenteken [kenteken 2] ), sprake was van de volgende omstandigheden:
- verbalisanten kregen een ANPR-hit met de omschrijving:
Controle van genoemd voertuig met Frans [kenteken 2]controle GVK0 onbekend vaststellen identiteit inzittenden. Betrokken bij mobiel banditisme handelen naar bevoegdheden (kunst van het controleren) [nummer] ;
  • op grond van de Wegenverkeerswet 1994 is de bestuurder een stopteken gegeven en werd van de bestuurder zijn rijbewijs gevorderd. De bestuurder heeft daarop te kennen gegeven dat hij geen rijbewijs had;
  • van de politiemeldkamer kreeg verbalisant vervolgens te horen dat de bestuurder mogelijk deel uit maakt van een mobiele dadergroep die zich schuldig maken aan vermogensdelicten;
  • op grond van artikel 8 van de Politiewet is vervolgens van de overige inzittenden een geldig identiteitsbewijs gevorderd;
  • van de politiemeldkamer kwam desgevraagd de informatie “dat het genoemde voertuig in combinatie met genoemde personen (de inzittenden) voorkwamen ter zake verdachte situaties en aandacht vestigingen met betrekking tot mobiel banditisme. Dat er bij deze eerdere controles goederen waren aangetroffen die gebruikt worden voor vermogensdelicten, zoals breekijzers en kniptangen en dat er politie informatie uit het buitenland bekend was met betrekking tot vermogensdelicten en vuurwapens”.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat uit het gericht signaleren van het voertuig in de ANPR om te achterhalen wie de inzittenden zijn, vanwege het voorkomen ter zake verdachte situaties van de inzittenden bij mobiel banditisme, in combinatie met het opvragen van de aanvullende informatie omtrent de inzittenden bij de meldkamer na staandehouding, blijkt dat de politie al gericht bezig was met een strafrechtelijk onderzoek naar verdachte.
De omstandigheden om aan te nemen dat deze verdachte zich met mobiel banditisme bezig hield waren zodanig concreet dat de bevoegdheidsuitoefening daarom op dat moment uitsluitend kon worden aangemerkt als strafrechtelijke opsporing in de zin van artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering. Het doorzoeken van de auto van de verdachten op grond van 5:19 Abw in combinatie met 2.44 van [naam] is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onrechtmatig geweest.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit vormverzuim niet dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en ook niet tot bewijsuitsluiting. De rechtbank heeft immers kunnen constateren dat de betreffende auto niet geregistreerd stond, het was een zogenaamde spookauto, en daarom ook niet op naam stond van één van de inzittenden. Voorts zijn in die auto geen privacygevoelige goederen aangetroffen en zijn daarom de verdachten slechts in zeer beperkte mate door het vormverzuim in hun belangen geschaad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit vormverzuim enkel dient te leiden tot strafvermindering en de rechtbank zal dit dan ook bij het bepalen van de hoogte van de straf mee laten wegen.
Verdachte en de medeverdachten hebben in de nacht van 14 op 15 maart 2022 uitvoering gegeven aan een naar het oordeel van de rechtbank vooraf goed voorbereid en professioneel uitgevoerd plan. De verdachten hebben namelijk een geschikt voertuig gezocht en weggenomen, zij hebben dit voertuig voorzien van gestolen kentekenplaten en met dit voertuig hebben zij twee ramkraken gepleegd. Deze ramkraken vonden plaats in twee tegenover elkaar liggende winkels in Breda, waar dure apparatuur, te weten mobiele telefoons, tablets en laptops werden verkocht. Op deze manier konden de verdachten in zeer korte tijd een groot aantal waardevolle producten buit maken en was het hun bedoeling om vervolgens met die buit direct naar Roemenië af te reizen om daar van de opbrengst te kunnen profiteren.
Dat de verdachten daarbij in de betreffende winkels een enorme schade hadden veroorzaakt liet hen volstrekt koud. Het is ook door dit soort ramkraken dat de eigenaren van winkels met dure artikelen genoodzaakt zijn om fors te investeren op de beveiliging van winkels en torenhoge premies moeten betalen om goederen te verzekeren. Hierdoor is het niet alleen de ondernemer die wordt gedupeerd, maar uiteindelijk ook de consument in het algemeen.
Voor een enkele ramkraak is in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden genoemd. In het onderhavige geval was er sprake van twee professioneel uitgevoerde ramkraken en daarnaast nog twee gekwalificeerde diefstallen. Ook is de rechtbank van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat de verdachten speciaal naar Nederland waren gekomen om deze feiten te plegen en op deze manier snel geld te verdienen. Dit maakt dat een straf, zoals die door de officier van justitie tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gevorderd, naar het oordeel van de rechtbank op zich niet onredelijk is. Wel zal de rechtbank daarbij nog mee laten wegen hetgeen zij hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de geconstateerde vormfout en het feit dat verdachte in Nederland en in Roemenië een blanco strafblad heeft. Op grond van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte daarbij in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden een passende straf is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 30.781,= voor feit 3, waarvan € 10.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat het hier gaat om een inbraak in een bedrijfspand en dat ook bij een dergelijk feit niet kan worden uitgesloten dat deze gebeurtenis grote indruk heeft gemaakt op de benadeelde [benadeelde] . Het is echter voor de rechtbank zeer lastig om te bepalen in hoeverre bepaalde klachten het gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit en de rechtbank is dan ook van oordeel dat verdere behandeling van het immateriële deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op zal leveren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk in haar vordering moetz worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De door de benadeelde gevorderde materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een totaalbedrag van € 6.207,09. Het gaat daarbij om de schade aan de poort voor een bedrag van € 2.748,= (excl.btw), de schade aan een kabel € 382,01 (excl.btw) en de waardevermindering van de Ford Connect voor een bedrag van € 2.500,=.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Met betrekking tot de gevorderde schade betreffende de 2 medewerkers die het terrein niet mochten verlaten is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gevorderde schade betreffende de schade aan de bestelbus Hyundai A350, gestolen gereedschappen, gemiste inkomsten van [benadeelde] en schade aan gebouwen (eigen risico) is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het onder 3 bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen materiële schade tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten een personenauto merk Mercedes, kleur grijs, [chassisnummer] (met sleutels) [kenteken 2] en een telefoon, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat die voorwerpen zijn gebruikt in verband met de strafbare feiten.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8.3
De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden, te weten [winkel 2] en [winkel 1] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3 en 4, telkens:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • een bedrag van € 6,25 (pagina’s 160-162 van het beslagdossier);
  • schoenen, rugzak en kleding (pagina’s 130 t/m 156 van het beslagdossier);
  • 0,10 GBP (pagina 157 van het beslagdossier);
  • kleding (pagina 294 van het beslagdossier);
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • een personenauto merk Mercedes, kleur grijs, [chassisnummer] (met sleutels), kenteken [kenteken 2] ;
  • een telefoon (pagina 110 van het beslagdossier);
- gelast de teruggave aan [winkel 2] respectievelijk [winkel 1] van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
 Samsung en Apple elektronica (pagina’s 1 t/m 107 en 112 t/m 123 van het beslagdossier);
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van
€ 6.207,09aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] (feit 3),
€ 6.207,09te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 66 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. A.L. Hoekstra en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 september 2022.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.