ECLI:NL:RBZWB:2022:5045
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de heffingsambtenaar van Noord-Beveland op 29 februari 2020 de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de Ratelaarsland 31 te [plaats 2] vastgesteld op € 115.000 voor het kalenderjaar 2020. Deze waarde werd door de belanghebbende, eigenaar van de woning sinds 1984, betwist. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld, verwijzend naar een eerdere waardering van € 81.000 en de beperking tot recreatief gebruik van de woning. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift de waarde onderbouwd met een matrix van vergelijkbare vakantiewoningen in hetzelfde vakantiepark, die recentelijk waren verkocht.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 juli 2022, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde van € 115.000 niet te hoog was. De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar de waarde in elke fase van de procedure opnieuw mag onderbouwen en dat de vergelijkingsmethode correct was toegepast. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar rekening had gehouden met de relevante factoren en dat de eerdere waardering van de woning door de belanghebbende niet relevant was voor de huidige waardering.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarmee de vastgestelde WOZ-waarde en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelasting werden bevestigd. De uitspraak werd gedaan door mr. J.P.A. Boersma en openbaar gemaakt op 25 augustus 2022.