ECLI:NL:RBZWB:2022:503

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2716 en 21_2717
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met de nummers BRE 21/2716 en 21/2717. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C. van der Ent, heeft beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de bezwaren van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, ondanks eerdere uitspraken van de rechtbank, niet heeft gereageerd op de bezwaren die dateren van 11 maart 2019. De rechtbank heeft de zitting op 27 januari 2022 gehouden, waar zowel eiser als verweerder vertegenwoordigd waren. Tijdens de zitting is ook een andere zaak behandeld, maar de rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan na de behandeling van de zaken.

De rechtbank heeft overwogen dat de gang van zaken niet in overeenstemming is met de beginselen van goed bestuur. Verweerder heeft niet gehandeld zoals van een zorgvuldig handelende overheid verwacht mag worden. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. De gevraagde voorzieningen zijn toegewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen drie weken na indiening van de facturen en offertes aan eiser moet vergoeden. Tevens moet verweerder een bedrag van € 18.656,50 aan eiser betalen, bestaande uit verbeurde dwangsommen en proceskostenvergoedingen. Deze uitspraak is openbaar gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/2716 en 21/2717
mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2022 in de zaken tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. C. van der Ent),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eiser heeft ingesteld na de uitspraken van de rechtbank van 30 maart 2020 met kenmerk BRE 20/892 (ECLI:NL:RBZWB:2020:1677) en 1 oktober 2020 met kenmerk BRE 20/7110 (ECLI:NL:RBZWB:2020:4649). In die uitspraken staat dat verweerder respectievelijk binnen zes weken en twee weken moet beslissen op de bezwaren van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022. Daar zijn verschenen en gehoord namens eiser [naam vertegenwoordiger eiser] en [naam vertegenwoordiger eiser 2] (ouders en bewindvoerders) en de gemachtigde [naam gemachtigde eiser] en namens verweerder [naam vertegenwoordiger verweerder] . Op de zitting zijn tegelijkertijd de zaken van [naam verzoeker] behandeld met de zaaknummers BRE 21/2718 en 21/2719.
Na afloop van de behandeling van de zaken op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

Bij brieven van 29 juni 2021 heeft de rechtbank aan verweerder gevraagd de op de procedure ‘niet tijdig beslissen’ betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Omdat verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft gereageerd op de brieven van 29 juni 2021, heeft de rechtbank verweerder bij aangetekende brieven van 16 juli 2021 een herinnering toegezonden. Tot op heden heeft de rechtbank van verweerder geen stukken en ook geen verweerschrift ontvangen.
De rechtbank stelt verder vast dat de aanvraag voor diverse woonvoorzieningen alweer dateert van 11 maart 2019 en dat verweerder – ondanks twee eerdere uitspraken van deze rechtbank – nog steeds niet op de bezwaren van eiser heeft beslist.
Een telefonische toezegging van de gemachtigde van verweerder aan de rechtbank op
25 augustus 2021 dat op korte termijn een vaststellingsovereenkomst met eiser gesloten ging worden, heeft – ook na meerdere rappels vanuit de rechtbank – eveneens niet tot een afsluiting van de bezwaarprocedure geleid.
De rechtbank acht deze gang van zaken niet te rijmen met de beginselen van goed bestuur. Verweerder heeft niet opgetreden zoals van een zorgvuldig handelende overheid mag worden verwacht.
De rechtbank doet daarom nu de volgende uitspraak. De beroepen worden gegrond verklaard en het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit wordt vernietigd. De gevraagde voorzieningen worden met instemming van partijen toegewezen.
De meeste voorzieningen zijn inmiddels gerealiseerd. Eiser zal hiervan de facturen opsturen naar verweerder ter attentie van de gemachtigde [naam vertegenwoordiger verweerder] . De facturen worden binnen 3 weken na inzending door verweerder betaald. De domotica voor de voordeur is nog niet geïnstalleerd. Eiser zal hiervoor een offerte laten opstellen. Ook die offerte wordt door verweerder binnen 3 weken na inzending betaald.
Daarnaast betaalt verweerder aan eiser binnen 3 weken na heden (dus voor 17 februari 2022) een geldbedrag van € 18.656,50 bestaande uit:
- € 48,- aan griffierecht conform uitspraak d.d. 30 maart 2020;
- € 262,50 aan proceskostenvergoeding conform uitspraak d.d. 30 maart 2020;
- € 15.000,- aan verbeurde dwangsommen conform uitspraak d.d. 1 oktober 2020;
- € 48,- aan griffierecht conform uitspraak d.d. 1 oktober 2020;
- € 262,50 aan proceskostenvergoeding conform uitspraak d.d. 1 oktober 2020;
- € 1.442,- aan verbeurde dwangsommen conform uitspraak d.d. 31 mei 2021;
- € 49,- aan griffierecht conform uitspraak d.d. 31 mei 2021;
- € 262,50 aan proceskosten conform uitspraak d.d. 31 mei 2021;
- € 525,- aan proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure tegen de beslissing van 18 december 2019;
- € 98,- aan griffierecht voor de onderhavige procedures bij de rechtbank;
- € 759,- aan proceskosten voor de onderhavige procedures bij de rechtbank.
Verweerder heeft ter zitting overigens aangegeven al een deel van dit bedrag te hebben uitbetaald aan eiser.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- wijst de gevraagde voorzieningen toe en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt
van het vernietigde, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- bepaalt dat verweerder de door eiser nog in te dienen facturen en offerte, zoals hiervoor
omschreven, binnen drie weken na indiening aan eiser vergoed;
- bepaalt dat verweerder ter zake van verbeurde dwangsommen, opgelegde
proceskostenvergoedingen en te vergoeden griffierechten aan eiser binnen drie weken
na heden, dus voor 17 februari 2022, een bedrag van € 18.656,50 vergoed.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 27 januari 2022 en wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.