ECLI:NL:RBZWB:2020:4649
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar inzake woonvoorzieningen op grond van de Wmo 2015
Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college met betrekking tot zijn aanvraag voor diverse woonvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en besloten dat een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 18 december 2019 de aanvraag van de eiser had afgewezen. Eiser heeft op 28 januari 2020 bezwaar gemaakt en het college in gebreke gesteld op 28 april 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van het college is overschreden, aangezien het college uiterlijk op 23 april 2020 had moeten beslissen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar te nemen en bekend te maken.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het college een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd is voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Ook is het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 48,- en de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 262,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande en openbaar gemaakt op 1 oktober 2020.