ECLI:NL:RBZWB:2022:4988

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
02-218637-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig voorhanden hebben van wapens, vuurwerk en verdovende middelen door een verzamelaar zonder criminele intenties

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 september 2022, stond de verdachte terecht voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid wapens, vuurwerk en verdovende middelen. De verdachte, geboren in 1981 en woonachtig in Tilburg, werd bijgestaan door raadsman mr. P. van de Kerkhof. De officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, presenteerde de zaak op de zitting van 18 augustus 2022. De tenlastelegging omvatte vier feiten: het voorhanden hebben van verschillende soorten wapens en onderdelen, professioneel vuurwerk, MDMA en hennep. De verdediging betwistte de geldigheid van de dagvaarding en pleitte voor vrijspraak met betrekking tot het voorhanden hebben van een specifiek vuurwapen, maar de rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voldoende feitelijk was omschreven.

De rechtbank achtte alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol binnen het gezin en het feit dat hij geen link had met het criminele milieu. De rechtbank benadrukte echter de ernst van de feiten en het gevaar dat het ongecontroleerd bezit van wapens en vuurwerk met zich meebracht voor de veiligheid van de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/218637-21
vonnis van de meervoudige kamer van 1 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: verschillende soorten wapens en onderdelen, munitie, hulzen en projectielen voor die wapens voorhanden heeft gehad;
feit 2: professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad;
feit 3: 1,18 gram MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 4: 279,2 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding onder feit 1 gedeeltelijk nietig moet worden verklaard, omdat de dagvaarding op twee onderdelen niet aan artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet. In de tenlastelegging is ten aanzien van de patroonmagazijnen niet verwezen naar een strafbepaling en zijn de bestanddelen van artikel 3, eerste lid, WWM (Wwm) niet opgenomen. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie bij het opstellen van de tenlastelegging geen rekening gehouden met de aparte strafbaarstelling van geluidsdempers in artikel 2, eerste lid, categorie I onder 3 WWM. Ook is niet opgenomen onder welke categorie de geluidsdempers vallen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding ook op de door de verdediging genoemde punten geldig is. Ten aanzien van de patroonmagazijnen is op basis van de tenlastelegging in combinatie met het dossier voldoende duidelijk wat aan verdachte wordt verweten. Het voorhanden hebben van de geluidsdempers is niet als een apart feit ten laste gelegd, omdat de geluidsdempers een wezenlijk onderdeel zijn van de tenlastegelegde wapens.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoende feitelijk is omschreven en ook aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De tenlastegelegde patroonmagazijnen en geluidsdempers zijn essentiële hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor de wapens die ook in de tenlastelegging zijn opgenomen. Dat het voorhanden hebben van geluidsdempers ook in artikel 2, eerste lid, categorie I onder 3 WWM strafbaar is gesteld, doet niets af aan het feit dat een geluidsdemper een hulpstuk van een wapen is en dus ook onder artikel 3, eerste lid, WWM kan vallen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat op basis van het onder feit 1 tenlastegelegde in combinatie met het dossier, voldoende duidelijk is dat het gaat om de patroonmagazijnen en geluidsdempers die bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn aangetroffen. Hierdoor is het voor verdachte bekend waartegen hij zich moet verdedigen en is voldaan aan de informatiefunctie van de tenlastelegging. De gehele dagvaarding is dus geldig.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte acht de officier van justitie alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen Scorpion (feit 1), omdat niet is gebleken dat dit wapen - in de staat waarin het is aangetroffen - geschikt was om automatisch te vuren. Voor de bewezenverklaring van het overige tenlastegelegde onder feit 1 en de feiten 2, 3 en 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ten aanzien van alle feiten een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 augustus 2022;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2021, pagina 57 tot en met 59; [1]
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2021, pagina 151 tot en met 180.
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het automatische vuurwapen Scorpion voorhanden heeft gehad en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt vast dat het vuurwapen bij aantreffen in de woning van verdachte niet werkte, omdat een onderdeel van het vuurwapen (een afsluiter, ofwel ‘bolt’) ontbrak. Door de verbalisant is vervolgens een afsluiter in het vuurwapen geplaatst, waarna het vuurwapen volledig werkte. Het vuurwapen was dus nog steeds
bestemdom automatisch kogelpatronen te vuren.
De rechtbank leidt uit de geldende jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 5 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK3503), af dat een defect aan een wapen geen afbreuk doet aan de algemene geschiktheid van een wapen. Dat betekent in deze zaak dat het van belang is dat het vuurwapen naar haar aard geschikt is om automatisch te kunnen vuren. Op basis van het dossier bestaat daar geen enkele twijfel over. Het ontbreken van een afsluiter in het vuurwapen maakt niet dat daarvan geen sprake meer is.. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het voorhanden hebben van het vuurwapen Scorpion zonder een afsluiter ook strafbaar is gesteld in artikel 3, eerste lid, WWM. In dit artikel is bepaald dat de bepalingen betreffende wapens in de Wet wapens en munitie mede van toepassing zijn op
onderdelenen hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn. Uit het dossier blijkt dat de kast, de loop en het patroonmagazijn wezenlijke onderdelen zijn van het vuurwapen Scorpion en dus is het voorhanden hebben van deze onderdelen ook via deze weg strafbaar.
Feit 2
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 augustus 2022;
Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 26 augustus 2021, pagina 181 tot en met 225;
Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 26 augustus 2021, pagina 227 tot en met 263.
Feit 3
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 augustus 2022;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2021, pagina 125 tot en met 127;
De deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2021.08.31.036, d.d. 31 augustus 2021, pagina 128 tot en met 130.
Feit 4
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 augustus 2022;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2021, pagina 133 en 139.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 13 augustus 2021 te Tilburg wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º en 4˚ van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool, merk Ruger, type LCP, Kaliber .9mm kort/380 auto en
- een pistool, merk Glock, type 26, kaliber 9 x 19 mm en
- een pistool, merk Glock, type 20, kaliber 10mm AUTO en
- een pistool, merk FN, type 1910, kaliber .9mm kort en
- een centraalvuur enkelloops grendel kogelgeweer, merk Mauser, type M1887, kaliber 9,5x60R en
- een gaspistool, merk Reck, model Goliath, kaliber .9mm knal en
- een alarmpistool, merk Valtro, model AP92, kaliber .9mmK en
- een seinpistool, merk Kimar, wapennummer C13909 en
- acht patroonmagazijnen, bestemd voor en passend in voornoemde vuurwapens en
- drie patroonmagazijnen en
- een kogelbeker, bestemd voor en passend op voornoemd vuurwapen en
wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren,
- van het merk Glock, type 19, kaliber 9 x 19 mm en
- van het merk CZ, type Scorpion EVO 3 S1, kaliber 9 x 19 mm en
- van het merk CZ, type VZ58, kaliber 7,62x39mm knal en
acht patroonmagazijnen en twee geluidsdempers, bestemd voor en passend in/op voornoemde vuurwapens en
een grote hoeveelheid voor voornoemde vuurwapens geschikte munitie en hulzen en projectielen in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie II onder 1º en Categorie III waaronder onder meer
- 2330 kogelpatronen, kaliber 9x19mm en
- 182 kogelpatronen, kaliber 9mm kort en
- 3 hulzen en 2 projectielen, kaliber 10mm AUTO en
- 25 knalpatronen, kaliber 7,62x51 mm en
- 12 knalpatronen, kaliber 5,56x45 mm en
- 90 knalpatronen, kaliber 9mm PAK en
- 58 kogelpatronen, kaliber 5,56x45 mm geschakeld en
- 240 kogelpatronen, kaliber 6mm flobert
voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 13 augustus 2021 te Tilburg, opzettelijk, een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, bestaande onder andere uit:
- 12 vuurpijlen (signaalraket/lawinepijl) en
- 10 stuks, knalvuurwerk (bangers en strijkers) en
- 2 Romeinse Kaarsen en
- een rookpot en
- een rookgranaat en
- 200 strijkers en
- 0,554 kilogram knalvuurwerk (bangers/astronauten) en
- 2 kilogram enkelschotsbuis
voorhanden heeft gehad;
Feit 3
op 13 augustus 2021 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,18 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
op 13 augustus 2021 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad 279,2 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van alle feiten aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van het voorarrest. Hij heeft daarnaast verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn belangrijke rol binnen zijn gezin en zijn medische situatie. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte een link had met het criminele milieu. Hij was een wapenverzamelaar, maar is nu doordrongen van de ernst van de feiten. De reclassering heeft de kans op recidive als laag ingeschat. Gelet op het voorgaande is het niet passend om aan verdachte een gevangenisstraf langer dan het voorarrest op te leggen. Ten aanzien van een andere strafmodaliteit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een lange tijd een zeer grote hoeveelheid vuurwapens met bijbehorende onderdelen, zoals magazijnen en geluidsdempers, en een grote hoeveelheid munitie in zijn woning voorhanden gehad. Er lagen onder andere drie schietklare vuurwapens, waarbij met één wapen (een pistoolmitrailleur met magazijnen en geluidsdempers) zelfs direct automatisch geschoten kon worden.
Ook heeft verdachte in zijn woning een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk voorhanden gehad. De wapens met de bijbehorende onderdelen en munitie en het vuurwerk lagen samen in een compartiment in de muziekstudio van verdachte. Voor de opslag van dergelijke goederen gelden strenge veiligheidsregels en is specialistische kennis vereist, waarover verdachte niet beschikte, nog los van het feit dat verdachte daarvoor ook geen vergunningen had.
Verdachte heeft verklaard dat hij van jongs af aan geïnteresseerd is in de techniek van wapens en vuurwerk. Hij verzamelde daarom de wapens en het vuurwerk en had daar geen kwade bedoelingen mee. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Dit neemt echter niet weg dat verdachte een zeer gevaarlijke situatie heeft gecreëerd voor hemzelf, zijn gezin en vele buurtbewoners. Het ongecontroleerde bezit van (deels geladen) wapens en munitie in combinatie met professioneel vuurwerk brengt immers een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Dit blijkt ook uit het feit dat tijdens het veiligstellen van het explosievenmateriaal meerdere woningen in de directe omgeving van de woning van verdachte geëvacueerd moesten worden. Het ruimen van de explosieven en wapens heeft twee dagen geduurd, om zo de veiligheid van een ieder te kunnen garanderen. Dat feiten als deze gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweegbrengen, is dan ook meer dan logisch.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in zijn woning voorhanden hebben van MDMA (xtc-pillen) en hennep. Dit zijn stoffen die bij langer gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid.
Persoon van verdachte
De rechtbank neemt als strafverminderende omstandigheid mee dat er geen aanwijzingen zijn voor enige link met een crimineel milieu. Verdachte is geen wapenbezitter die de wapens heeft gebruikt voor criminele activiteiten, maar hij is een echte verzamelaar. Op het moment dat de verbalisanten de wapens en het professionele vuurwerk in de woning van verdachte hebben aangetroffen, heeft verdachte zich ook meewerkend opgesteld.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat een aantal wapens en een gedeelte van het vuurwerk al circa tien jaar in de woning van verdachte lagen en verdachte in al die tijd geen stappen heeft ondernomen om deze goederen uit de woning te verwijderen. Dit neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk, te meer omdat uit zijn strafblad blijkt dat hij al twee keer een transactie aangeboden heeft gekregen voor een overtreding van de Wet wapens en munitie en dus eerder soortgelijke feiten heeft gepleegd en hij dus goed wist dat dit verboden was. Bovendien heeft verdachte in oktober 2018 nog een gesprek gehad met een wijkagent, omdat naar hem een pakket was gestuurd van een afzender, waarbij eerder vuurwapens waren aangetroffen. Desondanks bleef verdachte zijn verzameling houden. De rechtbank houdt ook in strafverzwarende zin rekening met de grote hoeveelheid aangetroffen wapens, munitie, hulpstukken en het vuurwerk, de wijze van opslag van dergelijke gevaarlijke goederen en de gevaarzetting die dit met zich mee heeft gebracht voor niet alleen verdachte en zijn eigen gezin, maar ook voor vele buurtbewoners. Op zitting heeft verdachte in de visie van de rechtbank onvoldoende inzicht getoond in het daadwerkelijke gevaar van zijn handelen.
De rechtbank houdt ook rekening met het reclasseringsadvies van 20 juni 2022, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Verdachte heeft momenteel meer stabiliteit op zijn leefgebieden en draagt de zorg voor zijn dochter. Gelet op het voorgaande ziet de reclassering contra-indicaties voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De op te leggen straf
Gelet op het ernstige en gevaarzettende karakter van de bewezenverklaarde feiten en de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de medische situatie van verdachte geen aanleiding om daarvan af te zien, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte detentieongeschikt is. De rechtbank ziet wel, met name in de omstandigheid dat verdachte een verzamelaar van wapens en vuurwerk was zonder criminele connecties, reden om een veel lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overziend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met een proeftijd van drie jaar. Gelet op de lange periode dat verdachte de wapens en het vuurwerk voorhanden heeft gehad, wordt met de (maximale) voorwaardelijke straf en de langere proeftijd beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast acht de rechtbank een (maximale) taakstraf van 240 uur passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, artikel 1a van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2:overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Veldhuizen, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 september 2022.
mr. Andraws is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, districtsrecherche Hart van Brabant, dossiernummer 2021215641-ZB4R021073, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 288.