ECLI:NL:RBZWB:2022:4936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3394
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake WIA-uitkering door gebrek aan motivering

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. V.Y. Merkestein, een beroepschrift ingediend tegen een besluit van het UWV van 1 juni 2022, waarbij de WIA-uitkering van haar (ex-)werknemer per 16 januari 2022 werd verlaagd naar de klasse 45-55%. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de behandeling ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Eiseres heeft in haar beroepschrift geen enkele motivering of concrete beroepsgrond opgenomen, maar enkel aangegeven gebruik te willen maken van haar recht op beroep. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar eiseres heeft aangegeven geen beroepsgronden te kunnen formuleren omdat zij geen dossierstukken van het UWV heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het UWV het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd en dat eiseres, als werkgever, in grote lijnen bekend moet zijn met de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Het ontbreken van dossierstukken ontslaat eiseres niet van de verplichting om een concreet standpunt in te nemen. Aangezien het verzuim niet verschoonbaar is, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
Zaaknummer BRE 22/3394 WIA

uitspraak van 26 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , gevestigd te [plaatsnaam] , eiseres,gemachtigde: mr. V.Y. Merkestein

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV, kantoor Eindhoven), verweerder.

Overwegingen

De rechtbank geeft toepassing aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.
Eiseres heeft een beroepschrift ingediend tegen het besluit van het UWV van 1 juni 2022 op het bezwaar van haar (ex-)werknemer [naam werknemer] tegen de verlaging van zijn WIA-uitkering per 16 januari 2022 naar de klasse 45-55%.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) worden in het algemeen geen hoge eisen gesteld aan de motivering van een beroepschrift. Ook bij een summiere motivering van het beroep zal kunnen worden aangenomen dat daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit neemt echter niet weg dat het beroepschrift wel, hoe summier ook verwoord, een concrete beroepsgrond dient te bevatten. Hiermee wordt een feitelijke grond bedoeld, waaronder de CRvB verstaat een standpunt ten aanzien van de overwegingen van het bestreden besluit, waarmee duidelijkheid wordt verschaft over het punt, dan wel de punten, waarmee de indiener van het bezwaarschrift het niet eens is. [1]
Het beroepschrift van eiseres bevat geen enkele motivering of concrete beroepsgrond. Er wordt geen enkel standpunt ingenomen, maar alleen de opmerking gemaakt dat eiseres ‘gebruik wenst te maken van haar recht op beroep’.
De rechtbank heeft eiseres bij brieven van 7 juli 2022 en 15 augustus 2022 in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Daarbij is eiseres gewaarschuwd dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren, als het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld. [2]
Eiseres heeft op 16 augustus 2022 schriftelijk gereageerd dat zij geen beroepsgronden kan formuleren, omdat zij geen dossierstukken heeft ontvangen van het UWV.
De rechtbank stelt vast dat het UWV het bestreden besluit heeft voorzien van een motivering. Als werkgever zal eiseres bovendien in grote lijnen bekend zijn de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van het UWV en wetenschap hebben over het ziekte- en
re-integratietraject van haar (ex-)werknemer. Dat eiseres niet beschikt over het onderliggende dossier, betekent naar het oordeel van de rechtbank daarom niet dat zij niet in staat moet worden geacht om een (summier maar) concreet standpunt of beroepsgrond te formuleren. Het verzuim is dus niet verschoonbaar.
De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 26 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4418
2.Waarbij de rechtbank heeft aangegeven dat ‘niet-ontvankelijk’ betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld en dat de procedure wordt beëindigd.