In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, dat op 25 mei 2022 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het tijdelijk realiseren van 200 staanplaatsen voor kampeermiddelen op recreatiepark [naam recreatiepark]. Verzoekers, die wonen aan [adres verzoekers] te [woonplaats verzoekers], hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 augustus 2022 behandeld, waarbij zowel verzoekers als hun gemachtigde, mr. H.P.J.G. Berkers, aanwezig waren. Namens het college was mr. M. Hümmels aanwezig.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek, omdat de vergunninghoudster al is begonnen met de uitvoering van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het college de omgevingsvergunning heeft verleend met toepassing van de kruimelgevallenregeling, terwijl dit niet mogelijk is voor activiteiten die onder het Besluit milieueffectrapportage vallen. De voorzieningenrechter schorst daarom het besluit van 25 mei 2022 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, om onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekers en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke ordening en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van betrokkenen bij het verlenen van omgevingsvergunningen.