ECLI:NL:RBZWB:2022:4781

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5281
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering college om bezwaarschrift in behandeling te nemen in het kader van Wob-verzoek

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland om het bezwaar van eiser tegen het uitblijven van een beslissing op zijn Wob-verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank heeft op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan. Eiser had op 6 september 2021 een Wob-verzoek ingediend, maar het college weigerde dit verzoek te erkennen en stelde dat er geen verplichting was om een beslissing te nemen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college ten onrechte het bezwaarschrift niet in behandeling heeft genomen en dat het verzoek van eiser wel degelijk een Wob-verzoek was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de weigering van het college vernietigd. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.300,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen actueel belang heeft bij een nieuw besluit, aangezien de gevraagde informatie al was verstrekt. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5281 WOB

uitspraak van 19 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] te [plaats 1] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde]
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland,verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de weigering van het college om het bezwaar van eiser tegen het uitblijven van een beslissing op zijn Wob-verzoek, in behandeling te nemen.
De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

Wat is er gebeurd?

Op 6 september 2021 heeft eiser aan het college een vijftal vragen gesteld respectievelijk verzoeken gedaan om stukken aan hem te doen toekomen, die betrekking hebben op de bevoegdheid van medewerkers van de gemeente om binnen de gemeente Noord-Beveland verkeersovertredingen vast te stellen. Eiser heeft bovenaan zijn brief vermeld: “Betreft: WOB-verzoek”.
Op 7 oktober 2021 maakt eiser bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op zijn Wob-verzoek. Hij verwijst daarbij naar artikel 15a van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) [1] .
Op 19 oktober 2021 bericht het college aan eiser dat zijn brief van 6 september 2021 geen verzoek in het kader van de Wob inhoudt en ook geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Er is dus geen verplichting om een beslissing te nemen en er geldt geen beslistermijn. Het college geeft aan het bezwaar van eiser niet in behandeling te nemen.
Op 4 november 2021 heeft het college aan eiser bericht dat zijn verzoek is aangemerkt als een verzoek om informatie. In diezelfde brief zijn de vragen die eiser heeft gesteld, beantwoord en zijn (geanonimiseerde kopieën van) de stukken waarom hij had gevraagd, aan hem toegestuurd.
Op 29 november 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van 19 oktober 2021 van het college.
Het college heeft een verweerschrift ingediend en eiser heeft daarna nog een aanvullend beroepschrift ingediend. Eiser stelt dat hij weliswaar de gevraagde informatie en stukken inmiddels heeft ontvangen, maar niet in het kader van de Wob, waardoor de ‘status’ van deze stukken onbekend is. Hij verzoekt de rechtbank het college op te dragen de toekenningsgronden van de toewijzing van zijn verzoek te wijzigen in ‘toegekend conform Wob-verzoek’ (in plaats van conform informatieverzoek). Daarnaast verzoekt eiser op een kostenvergoeding in bezwaar en een proceskostenvergoeding.
Kan eiser beroep instellen tegen de weigering van het college om zijn bezwaarschrift in behandeling te nemen?
De weigering van het college om het bezwaarschrift in behandeling te nemen, moet worden aangemerkt als een schriftelijke weigering te beslissen als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb. Tegen die weigering staat beroep bij de rechtbank open.
Heeft eiser procesbelang?
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het college op 4 november 2021 de vragen van eiser afdoende heeft beantwoord en de gevraagde stukken, voor zover beschikbaar, aan eiser heeft toegestuurd.
De vraag die partijen nu nog verdeeld houdt, is de vraag of eiser recht heeft op een vergoeding van de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar. Hierin is het procesbelang bij deze procedure gelegen.
Om die vraag te kunnen beantwoorden, dient de rechtbank eerst in te gaan op het karakter van het informatieverzoek.
Is het informatieverzoek een Wob-verzoek?
Eiser heeft zijn informatieverzoek expliciet gestoeld op de Wob.
Volgens vaste rechtspraak [2] geldt de hoofdregel dat wanneer iemand met een beroep op de Wob een verzoek om informatie vervat in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid tot een bestuursorgaan richt, zo’n verzoek een Wob-verzoek is. Het enkele feit dat de verzoeker de informatie vraagt vanwege zijn persoonlijk belang bij kennisneming van de informatie en/of met het oog op het gebruik van de informatie in een procedure tegen het bestuursorgaan of derden, betekent niet dat geen sprake is van een Wob-verzoek.
Dit is alleen anders indien i) uit de aard van het verzoek, ii) uit de inhoud van het verzoek of iii) uit uitlatingen van de verzoeker, blijkt dat de verzoeker geen Wob-verzoek heeft beoogd in te dienen.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft gevraagd om inzage van zijn dossier of persoonsgegevens (i), hij de informatie niet heeft opgevraagd in het kader van een procedure waarin hij belanghebbende is (ii) en dat hij niet heeft aangegeven dat hij niet wil dat de informatie openbaar wordt gemaakt (iii).
De rechtbank merkt daarbij op dat uit het dossier niet blijkt dat eiser een procedure heeft lopen tegen een aan hem opgelegde verkeersboete en in dat kader om deze informatie vraagt. De opmerking in het verzoek dat eiser ‘uit een verkeersboete beschikking heeft opgemaakt’ dat er bevoegden zijn in de gemeente Schouwen-Duiveland om verkeersovertredingen vast te stellen, vindt de rechtbank onvoldoende om tot deze conclusie te komen.
Dit betekent dat het verzoek van eiser wel degelijk een verzoek is als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob.
Wat is het gevolg van deze conclusie?
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wob had het college dus binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag op het verzoek moeten beslissen. Vast staat dat het college dat niet heeft gedaan.
Vervolgens heeft eiser op grond van artikel 15a van de Wob een bezwaarschrift ingediend.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het college het bezwaarschrift in behandeling had moeten nemen en alsnog een besluit op het Wob-verzoek had moeten nemen. De stelling van eiser dat het college te laat is met het nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek, is terecht naar voren gebracht en het bezwaar is gegrond.
Dit betekent dat ook het beroep gegrond is. Het college heeft immers ten onrechte geweigerd het bezwaarschrift in behandeling te nemen. [3] De rechtbank zal de (met een besluit gelijk te stellen) weigering om een beslissing op bezwaar te nemen, vernietigen.
Het college hoeft geen nieuw besluit op het Wob-verzoek te nemen, nu zij op 4 november 2021 de gevraagde informatie al heeft verstrekt. De aanvraag van eiser is daarmee afgehandeld. Eiser heeft geen actueel en reëel belang bij een nieuw besluit van het college met dezelfde inhoud, maar dan met een verwijzing naar de Wob (thans de Woo). [4]
Proceskosten
De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.300,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 541,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 759,‑).
Eiser heeft geen griffierecht betaald. Omdat het beroepschrift op 29 november 2021 is ingediend en tot nu toe geen griffierecht is opgevraagd, acht de rechtbank het nu niet meer opportuun dit alsnog te doen.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de (met een besluit gelijk te stellen) weigering om een beslissing op het bezwaar van eiser te nemen;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.300,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 19 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Indien u het niet eens bent met de uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Bijlage

Wet openbaarheid van bestuur (Wob)
Artikel 3
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
(…)
Artikel 6
1. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.
(…)
Artikel 15a
In afwijking van artikel 7:1, eerste lid, onderdeel f, van de Algemene wet bestuursrecht kan degene aan wie het recht is toegekend beroep bij de bestuursrechter in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet, alvorens beroep in te stellen bezwaar maken.
Het bezwaarschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Artikel 6:12, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
(…)
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:2
Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:
a. de schriftelijke weigering een besluit te nemen, en
b. het niet tijdig nemen van een besluit.

Voetnoten

1.Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden en de Wob ingetrokken.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1268.
3.Bovendien: als de brief van een belanghebbende geen aanvraag is, dan is het antwoord van het bestuursorgaan op die brief geen besluit en is het bezwaar van de belanghebbende tegen het antwoord van het bestuursorgaan niet-ontvankelijk.
4.Zie de uitspraak van de AbRS van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:703.