ECLI:NL:RBZWB:2022:4731

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
02-288428-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 16 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 december 2020 in Bergen op Zoom een aanrijding heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft door zijn onoplettendheid en onvoorzichtig rijgedrag een andere bestuurder, [Naam 1], zwaar lichamelijk letsel toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de aanrijding bezig was met zijn telefoon, wat heeft geleid tot een frontale botsing met het voertuig van [Naam 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende rechts heeft gehouden en zijn aandacht niet op de weg heeft gericht, wat resulteerde in de aanrijding. De officier van justitie had een taakstraf van 60 uren en een rijontzegging van 6 maanden geëist. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan een ander. De uitspraak benadrukt het belang van aandacht voor de weg en het verkeer tijdens het besturen van een voertuig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-288428-21
vonnis van de meervoudige kamer van 16 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [Adres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto door zijn rijgedrag een aanrijding heeft veroorzaakt waarbij de bestuurder van een andere personenauto zwaar gewond is geraakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden en daarbij zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Zij baseert zich daarbij op de aangifte en het forensisch onderzoek.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte is van mening dat de aanrijding niet aan hem te wijten is en dat hij uitsluitend heeft gereageerd op een stuurbeweging van de tegenligger [Naam 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [Naam 1] (hierna: [Naam 1] ) op 17 december 2020 in tegengestelde richting van elkaar over de Markiezaatsweg te Bergen op Zoom reden. In een flauwe bocht zijn de voertuigen vervolgens frontaal met elkaar in aanrijding gekomen. Uit de aangifte en het forensisch onderzoek blijkt dat [Naam 1] haar rijbaan volgde en dat de auto van verdachte op haar weggedeelte met haar in aanrijding is gekomen. Deze aanrijding is omstreeks 18.23 uur gemeld.
Er is onderzoek verricht naar de oorzaak van de aanrijding. Hierbij zijn er geen sporen gevonden waaruit blijkt dat er een andere reden voor de aanrijding zou zijn dan een menselijke fout. Ook de telefoon van verdachte is onderzocht. Hieruit blijkt dat er op 17 december 2020 om 18.22.57 uur een foto is gemaakt met de telefoon op de locatie met coördinaten [Coördinaten] Wanneer deze locatie door de rechtbank wordt opgezocht in Google Maps, dan blijkt dat dit de locatie van de aanrijding is.
Bij de aanrijding heeft [Naam 1] twee gebroken ribben, een gebroken borstbeen en een wond aan haar knie opgelopen.
Mate van schuld
De rechtbank zal moeten beoordelen of en in welke mate er sprake is van schuld van verdachte aan de aanrijding. Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna te noemen: WVW) is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld zoals hiervoor bedoeld. [1]
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, moet de rechtbank op grond van het voornoemde toetsingskader vaststellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht.
Ter zitting is door de rechtbank meermalen aan verdachte gevraagd of hij kan verklaren waarom er omstreeks het ongeval een foto met zijn telefoon is gemaakt. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven, maar heeft betwist dat hij een foto heeft gemaakt. Om deze reden kan de rechtbank uitsluitend uitgaan van de gegevens in het dossier waaruit blijkt dat kort voor de melding van het ongeval een foto met de telefoon is gemaakt en dat dit alleen mogelijk is als de telefoon is ontgrendeld. Hoewel op grond van het dossier niet is vast te stellen dat verdachte bewust een foto heeft gemaakt, betekent dit wel dat verdachte bezig is geweest met het ontgrendelen van de telefoon, waardoor hij zijn aandacht kennelijk niet voortdurend op de weg en het overige verkeer heeft gericht.
Daarnaast heeft verdachte ter zitting aangevoerd dat hij niet verder dan de stippellijn van zijn rijstrook is afgeweken. [Naam 1] zou hiervan zijn geschrokken en daardoor een stuurbeweging hebben gemaakt. Verdachte heeft naar zijn zeggen hier zelf weer op gereageerd met een andere stuurbeweging in de hoop een aanrijding te voorkomen. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring afwijkt van het verhoor van verdachte direct na de aanrijding. Destijds heeft hij namelijk verklaard dat hij half op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer reed en half op zijn eigen rijstrook. Ook uit de verklaring van [Naam 1] blijkt niet dat zij stuurbewegingen heeft gemaakt die het voor verdachte noodzakelijk maakten om naar haar rijstrook uit te wijken. Gelet op de tegenstrijdigheden in de verklaringen hecht de rechtbank grote waarde aan de objectieve sporen die bij het forensisch onderzoek zijn aangetroffen. Uit die objectieve sporen blijkt dat verdachte het voertuig van [Naam 1] onder een hoek van 50˚ heeft geraakt en dat [Naam 1] zelf haar eigen rijbaan heeft gevolgd. Het dossier biedt dan ook geen ondersteuning voor het scenario dat door verdachte ter zitting is geschetst. De rechtbank zal dit verweer dan ook verwerpen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat verdachte door het ontgrendelen van zijn telefoon niet voortdurend zijn aandacht op de weg en het verkeer heeft gehouden. Hierdoor is hij in een flauwe bocht afgeweken van zijn eigen rijstrook. Dit terwijl verdachte ter plaatse zelfs goed bekend was, omdat hij de weg bijna dagelijks reed. Hij heeft onvoldoende rechts aangehouden en is daardoor op de rijstrook van [Naam 1] met haar in aanrijding gekomen. Mede gelet op alle overheidscampagnes en aandacht die ervoor is, mag van de gemiddelde bestuurder worden verwacht dat hij bekend is met de gevaren van het gebruik van een telefoon in een auto. Daarnaast zijn het voldoende rechtshouden en het volgen van de eigen rijstrook basisbeginselen in het verkeer. Van verdachte mocht dan ook worden verwacht dat hij tijdens het rijden niets met zijn telefoon zou doen en dat hij voldoende rechts zou houden om zijn eigen rijstrook te volgen. Nu verdachte dat niet heeft gedaan kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden en daarmee in strijd met artikel 6 WVW heeft gehandeld.
Letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [Naam 1] aan te merken is als zwaar lichamelijk letsel. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er een medische behandeling en ziekenhuisopname van twee weken noodzakelijk waren vanwege de pijn die [Naam 1] had door het opgelopen letsel. Daarnaast had zij bijna drie maanden na het ongeval nog altijd last van pijnklachten en gevoelsverlies. Dat tijdens de ziekenhuisopname ook een longontsteking is behandeld, doet aan de reden van de opname en de pijnklachten gedurende de opname niet af. Ook het feit dat [Naam 1] vermoedelijk volledig zal herstellen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
ConclusieDe rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft met zijn aanmerkelijk onoplettende en onvoorzichtige rijgedrag een aanrijding veroorzaakt en daarbij heeft [Naam 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 december 2020 te Bergen op Zoom als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Markiezaatsweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- tijdens het rijden zijn telefoon in ontgrendelde toestand in zijn hand te houden, en aldus doende zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en de weg vóór zich te houden en
- aldaar op de in twee rijstroken verdeelde rijbaan van die weg niet zoveel mogelijk rechts te houden maar grotendeels te gaan rijden op het weggedeelte dat bestemd is voor het tegemoetkomende verkeer,
ten gevolge waarvan hij met dat door hem bestuurde motorrijtuig, in aanrijding is gekomen met een hem op dat deel van de weg tegemoet rijdende personenauto, waardoor aan de bestuurder van die auto (genaamd [Naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen en twee gebroken ribben en een (vlees)wond aan de rechterknie werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 60 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft hierover geen standpunt ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aandacht voor de weg en het verkeer is één van de belangrijkste elementen voor het veilig besturen van voertuigen. Hoeveel ervaring en vaardigheden een bestuurder ook heeft, door even geen aandacht bij het verkeer te houden kunnen er aanrijdingen ontstaan met grote gevolgen. Ook in onderhavige zaak is dat gebleken.
De rechtbank begrijpt dat verdachte [Naam 1] niet opzettelijk heeft aangereden. Hij is echter wel schuldig aan de aanrijding. Als hij zijn aandacht bij de weg en het verkeer had gehouden en zijn eigen rijstrook had gevolgd, dan zou de aanrijding niet plaats hebben gevonden.
De aanrijding heeft grote gevolgen gehad voor [Naam 1] . Het ene moment was zij nog onderweg naar haar bestemming en het volgende moment had zij veel pijn, werd zij door de brandweer bevrijd uit haar voertuig en kwam zij gedurende twee weken in het ziekenhuis te liggen. Ook maanden later had zij nog pijnklachten en gevoelsverlies. Dergelijke gebeurtenissen hebben een grote impact.
Gelet op de mate van schuld en de gevolgen voor het slachtoffer is het uitgangspunt bij de bestraffing van dit soort feiten volgens de oriëntatiepunten van de rechtbank een taakstraf van 120 uren en een rijontzegging voor de duur van 6 maanden worden opgelegd. De rechtbank zal echter bij de bepaling van de strafmaat ook rekening houden met de overige omstandigheden.
De rechtbank stelt vast dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor verkeersovertredingen. Daar tegenover staat dat ook artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is. Verdachte is sinds onderhavige feiten nog een keer veroordeeld en ook deze zaak had daarbij behandeld kunnen worden. Dit is niet gebeurd waardoor de zaak pas ruim anderhalf jaar na de aanrijding op zitting is behandeld.
Daarnaast heeft de rechtbank er kennis van genomen dat verdachte sinds 5 of 6 maanden een vaste baan heeft als chauffeur. Voor dit werk heeft hij zijn rijbewijs nodig. Het verkeersgedrag van verdachte baart de rechtbank echter zorgen, nu hij nog geen maand na de aanrijding is aangehouden voor het rijden onder invloed van drugs. Een onvoorwaardelijke rijontzegging acht de rechtbank dan ook nodig om verdachte de consequenties van zijn gedrag in het verkeer te laten inzien.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie gepast is gelet op de ernst van het feit en alle overige omstandigheden. Zij legt daarom aan verdachte een taakstraf voor de duur van 60 uren op. Als deze taakstraf niet door verdachte wordt uitgevoerd dan wordt de taakstraf vervangen door 30 dagen hechtenis. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden op. De rechtbank begrijpt dat deze straf lastig is voor verdachte, maar desondanks ziet zij geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. A. Hello en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 augustus 2022.
Mrs. Hello en Vliegenberg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822