ECLI:NL:RBZWB:2022:4615

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
BRE-22-1641
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken juiste machtiging

Op 12 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak waarbij de belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal. De beroepen betroffen de vastgestelde waarde van onroerende zaken, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de gemachtigde geen juiste machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens de belanghebbende beroep in te stellen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een machtiging vereist is om aan te tonen dat iemand namens een ander beroep mag instellen. De gemachtigde heeft bij het beroepschrift geen machtiging bijgevoegd en ook de later overgelegde machtiging was niet correct, omdat de naam van de ondertekenende persoon ontbrak. Ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit verzuim te herstellen, heeft de gemachtigde geen (juiste) machtiging ingediend.

Daarom heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn afgewezen, omdat deze termijn in eerste aanleg niet is overschreden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/1641 tot en met 22/1650

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2022 in de zaken tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De gesteld gemachtigde heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 maart 2022 (de uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld. De beroepen zien op de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van de panden – [adres 1] en [adres 2] – [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] – [adres 7] met aanslagnummer [aanslagnummer] :

Overwegingen

Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
De gesteld gemachtigde heeft bij het beroepschrift geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens belanghebbende. De rechtbank heeft bij brief van 24 maart 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen.
Bij brief van 28 maart 2022 wordt een machtiging overgelegd zonder de naam van de ondertekenende persoon, waardoor niet vast te stellen is wie de machtiging heeft verstrekt.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde bij aangetekende brief van 22 juni 2022 nogmaals de mogelijkheid geboden om binnen vier weken dit verzuim te herstellen.
Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
De gesteld gemachtigde heeft binnen die termijn geen (juiste) machtiging ingediend. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De gesteld gemachtigde heeft tevens verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 12 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.