ECLI:NL:RBZWB:2022:4603

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_776
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging bijstandsuitkering en toepassing kostendelersnorm

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die sinds 20 november 2009 een bijstandsuitkering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van haar bijstandsuitkering per 1 maart 2020, zoals vastgesteld in het primaire besluit van 18 maart 2020. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 3 februari 2021. Eiseres stelt dat zij Somalische is, de Nederlandse taal niet spreekt, visueel gehandicapt is en volledig afhankelijk is van haar bijstandsuitkering. Ze voert aan dat de wijziging van haar uitkering haar in grote financiële problemen brengt, waardoor ze haar huur niet kan betalen.

De rechtbank heeft beoordeeld of het college terecht de bijstandsuitkering van eiseres heeft gewijzigd naar de kostendelersnorm. De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden heeft besloten tot wijziging van de bijstandsuitkering, omdat eiseres niet heeft doorgegeven dat haar dochter, die op hetzelfde adres woont, is gestopt met haar studie. Dit heeft geleid tot de toepassing van de kostendelersnorm, die dwingendrechtelijk is geregeld in de Participatiewet. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, omdat het college de relevante feiten en omstandigheden correct heeft onderzocht en de wijziging van de uitkering terecht heeft doorgevoerd. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/776 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 18 maart 2020 (primaire besluit) heeft het college de bijstandsuitkering van eiseres gewijzigd per 1 maart 2020. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 juli 2022.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en [naam vertegenwoordiger] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiseres ontvangt sinds 20 november 2009 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. De dochter van eiseres, [naam dochter] (geboren op 10 juli 1996) staat sinds 23 december 2015 op hetzelfde adres als eiseres ingeschreven. Deze dochter volgde een studie en heeft zich op 30 januari 2020 uitgeschreven bij haar studie. Vervolgens heeft de dochter een aanvraag om levensonderhoud ingediend, die met ingang van 3 maart 2020 is toegekend naar de norm van een alleenstaande in de vorm van een kostendeler, waarbij sprake is van twee kostendelende medebewoners. De ingangsdatum is later gewijzigd naar 1 maart 2020.
Bij het primaire besluit van 18 maart 2020 heeft het college de bijstandsuitkering van eiseres gewijzigd per 1 maart 2020 omdat sprake is van een kostendelende medebewoner. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 29 april 2020 heeft het college het recht van eiseres op een bijstandsuitkering herzien over de periode 30 januari 2020 tot en met 29 februari 2020. De teveel ontvangen bijstand bedraagt € 1.064,19. Dit bedrag wordt van eiseres teruggevorderd.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het geschil
2. Aan de orde is of het college op goede gronden de bijstandsuitkering van eiseres heeft gewijzigd per 1 maart 2020.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat zij Somalische is, de Nederlandse taal niet spreekt en visueel gehandicapt is. Zij is niet in staat om te werken en is volledig afhankelijk van een bijstandsuitkering. Door verlaging van de uitkering komt zij in grote financiële problemen. Zij kan onder meer de huur van de woning van € 715,00 per maand niet voldoen. Het inkomen van eiseres zakt onder het relevant sociaal minimum en zal moeten worden aangevuld. Het inkomen van haar dochter met wie zij samenwoont, is sinds 30 januari 2020 nihil. De dochter heeft schulden.
Het college heeft nagelaten alle relevante feiten en omstandigheden te onderzoeken, hetgeen in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het bestreden besluit is bovendien niet deugdelijk gemotiveerd.
Wettelijk kader
4. In artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de Participatiewet is bepaald dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Op grond van artikel 19a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Participatiewet wordt onder kostendelende medebewoner verstaan de persoon van 21 jaar of ouder die in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft en niet een persoon is die:
1.onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering.;
(…).
Op grond van artikel 22a, eerste lid, van de Participatiewet, is op de belanghebbende van 21 jaar of ouder de kostendelersnorm van toepassing indien de belanghebbende één of meer kostendelende medebewoners heeft.
Op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet, herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het college terecht heeft besloten tot wijziging van de bijstandsuitkering van eiseres per 1 maart 2020 naar de kostendelersnorm.
6. De rechtbank stelt voorop dat het beroep van eiseres uitsluitend is gericht tegen het besluit van 3 februari 2021 waarbij de uitkering van eiseres is gewijzigd. Het beroep ziet niet op de herziening van de uitkering over de periode 30 januari 2020 tot en met 29 februari 2020. Het beroep ziet daarnaast ook niet op de terugvordering van het betaalde bedrag aan uitkering.
7. Het besluit tot toepassing van de kostendelersnorm is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandsverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor toepassing van de kostendelersnorm is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust. [1]
8. Ter zitting is door de gemachtigde van het college aangegeven dat de grondslag voor het besluit is gelegen in het feit dat eiseres niet heeft doorgegeven dat haar dochter is gestopt met haar studie. Hiermee is de inlichtingenplicht geschonden. Artikel 54, derde lid, van de Participatiewet vormt volgens de ter zitting door de gemachtigde van het college gegeven toelichting de wettelijke basis van het bestreden besluit.
9. Vast staat dat de destijds 23-jarige dochter van eiseres bij haar woonde en per 30 januari 2020 was uitgeschreven bij haar opleiding. Dit betekent dat deze dochter op grond van artikel 19a van de Participatiewet als kostendelende medebewoner wordt aangemerkt.
De kostendelersnorm is dwingendrechtelijk geregeld in de Participatiewet en laat geen ruimte voor afwijking of buiten toepassing lating, met uitzondering van de in artikel 19a van de Participatiewet vermelde uitzonderingssituaties. Nu de dochter van eiseres niet meer studeert, ouder is dan 21 jaar en er geen sprake is van een uitzonderingspositie, is de kostendelersnorm terecht toegepast op de uitkering.
10. Het college wijst er terecht op dat het standpunt dat eiseres door toepassing van de kostendelersnorm in financiële problemen is gekomen, niet nader is onderbouwd. De van overheidswege vastgestelde kostendelersnorm wordt berekend aan de hand van de van toepassing zijnde bijstandsnorm volgens een vaststaande formule. De destijds inwonende dochter heeft zelf een aanvraag om levensonderhoud ingediend. Met ingang van 3 maart 2020 (later gewijzigd in 1 maart 2020) is haar een bijstandsuitkering toegekend naar de norm van een alleenstaande met een kostendelende medebewoner. De stelling dat de dochter geen uitkering zou hebben, is dan ook onjuist.
Bovendien staat het eiseres vrij huurtoeslag aan te vragen, indien zij problemen heeft met het betalen van de huur.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 11 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 juli 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2340).