ECLI:NL:RBZWB:2022:4601
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding beroepstermijn in belastingzaak
In de zaak tussen de belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 september 2020, betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen over het jaar 2018, alsook een opgelegde verzuimboete. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend.
Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt voor het indienen van een beroepschrift een termijn van zes weken, die begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 6 november 2020. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 3 augustus 2021 op de post gedaan, wat betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te reageren op de termijnoverschrijding, maar er is geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.